Frans romancier en criticus (Marseille 18 Juni 1878-Lutry, bij Lausanne, 22 Aug. 1949), schreef een groot aantal romans welke bijna uitsluitend het conflict behandelen tussen de werkelijkheid en de droom. In de eerste werken viel het accent op de naturalistische realiteit; de grondtoon van alle is pessimistisch, later getemperd tot een melancholische berusting.
Zijn meesterwerk is waarschijnlijk Le Reste est Silence (1909). Jaloux was tevens een vruchtbaar criticus, die van 1923 tot 1938 het feuilleton verzorgde in Les Nouvelles Littéraires. Deze opstellen zijn gepubliceerd in de 7 delen L’Esprit des Livres. Ook bracht hij het Franse publiek in kennis met een aantal belangrijke figuren uit de Engelse literatuur, als G. Meredith en V. Woolf en enkele Duitse schrijvers als Goethe en Rilke, met wie hij persoonlijk bevriend was. Waarschijnlijk is deze voortdurende critische arbeid voor de schrijver een beletsel geweest om zijn creatief vermogen ten volle te ontplooien. In 1920 verwierf hij voor zijn gehele oeuvre de „Grand prix” van de Académie française en in 1936 werd hij lid van dit genootschap.Bibl. (voorn. werken) : Romans: L’Agonie de l’Amour (1899) ; Les Sangsues (1904) ; La Fin d’un beau jour (1920) ; L’Escalier d’or (1922); Le dernier jour de la Création (1929); Sur un air de Scarlatti (1928, 00k in de bundel Le Voyageur, 1935) ; Le dernier acte (1948). Critiek: Figures étrangères (1926); Rainer Maria Rilke (1927); De Pascal à Barrés (1928); Perspectives et Personnages (1931) ; Au pays du Roman ( 1931) ; Edgar Poe et les femmes (1942) ; Introduction à l’hist. de la littérature française (1946) ; Vie de Goethe (nouv. éd. 1949).
Lit.: Mme Delétany-Tardiff, E. J. (Paris 1948); Saisons littéraires (1950, 2 vol.).