van het Griekse woord voor zielestrijd, angst, is de naam, die de geneeskunde geeft aan de doodsstrijd. Deze kenmerkt zich door eigenaardige verschijnselen: door bedwelming of machteloosheid, door gereutel in de borst, waaruit het
slijm niet langer door hoesten verwijderd wordt, door een verwijding of samentrekking van de pupil, door koud zweet, door een lijkkleur, door het verflauwen en verdwijnen van de polsslag en door het koud worden van het lichaam; dikwijls ook door onrust, benauwdheid, krampen, ijlhoofdigheid en verwarde voorstellingen. De doodsstrijd is veelal zacht, wanneer de stervende door ouderdom en uitputting bezwijkt. Hij kan moeilijk worden en lang duren bij jeugdige en krachtige gestellen.
Lit.: Etienne Martin, Précis de Médecine légale, 2me édition, (Paris 1938), blz. 147-157.