In het Belgisch belastingstelsel zijn de regelen voor de invordering van de directe belastingen vastgesteld door het Kon. Besluit van 30 Aug. 1920.
De belastingschuldige wordt eerst tweemaal gewaarschuwd; daarop volgt, indien hij na verloop der vijf dagen de belasting niet voldaan heeft, het aanmaning-dwangbevel tot betaling binnen een nieuwe termijn van vijf dagen of onmiddellijk in spoedeisende gevallen, met de waarschuwing dat hij bij verzuim aan de aanmaning gevolg te geven gerechtelijk zal vervolgd worden. Is het aanmaning-bevel vruchteloos gebleven, dan wordt overgegaan tot het betekenen van een bevel tot betaling; dit is de laatste stap vóór de inbeslagneming en de verdere procedure tot uitvoering voorzien in het Wetboek van Burgerlijke Rechtspleging, behoudens enkele wijzigingen.Indirecte belastingen kunnen ingevorderd worden bij wijze van dwangbevel of bij wijze van rechtstreekse dagvaarding voor de rechtbanken (wet 29 Apr. 1819; art. 138 G.W.). De belastingschuldige is, wat de indirecte belastingen betreft, gerechtigd om zowel tegen de aanslag als tegen de regelmatigheid van het dwangbevel verzet aan te tekenen, waarover de gewone rechtbanken uitspraak zullen doen (wet 29 Apr. 1819, art. 5; wet 25 Mrt 1876, art. 16). Verzet tegen het bevel tot betaling van directe belastingen is enkel mogelijk tegen de regelmatigheid van het bevel.
Voor Nederland zie belastingen.
PROF. DR A. KLUYSKENS
Lit.: M. Feye et Ch. Cardyn, Procédure fiscale contentieuse (Bruxelles 1944).