stad in Noordrijnland-Westfalen (district Aken) op de rechteroever van de Roer en aan de spoorwegen Keulen - Herbesthal, Neusz - Düren, Düren - Euskirchen en Gulik (Jülich) - Düren, telde (1939) 45.321 inw. Tot de belangrijkste gebouwen behoorden vóór Wereldoorlog II o.m. de St Annakerk uit de 13de en 16de eeuw en verder een provinciaal krankzinnigengesticht en het Leopold Hoesch-museum.
Düren was een centrum van industrie, die o.m. papier-, tapijten- en metaalfabrieken omvatte, verder bierbrouwerijen en suikerfabrieken. Het is een oude stad, in de Romeinse tijd Marcodurum geheten. Onder de Karolingers was het een palts, waar meermalen rijksdag gehouden werd. Düren werd in 881 door de Noormannen verwoest. In 1226 wordt Düren als stad genoemd. Het kwam in 1242 als pand aan Gulik, waaronder het sedert gebleven is. In Wereldoorlog II, tijdens de grote slag in het Rijnland, begon op 23 Febr. 1945 het Amerikaanse 7de legerkorps het offensief in de richting Keulen. Door het vrijgeven van het water uit de grote stuwmeren hadden de Duitsers het kleine riviertje over grote breedte buiten zijn oevers doen treden, waardoor het forceren van de overgang voor de Amerikanen een moeilijke onderneming werd. De rivierovergang ging gepaard met buitengewoon zware artilleriebeschietingen, zodat, toen op 25 Febr. Düren in handen was van de Geallieerden, de stad voor een groot deel was verwoest.Lit.: W. Brüll, Chronik der Stadt D. (2 dln, 2de dr., 1901-1904); A. Schoop, Rechts- und Wirtschaftsgesch. der Stadt D. bis 1794 (1920); Idem. Gesch. der Stadt D. (1923).