Verschillende oliën, meestal van plantaardige oorsprong, drogen, als zij in dunne lagen aan de inwerking der lucht worden blootgesteld. Chemisch gezien is dit drogen een vrij ingewikkeld verschijnsel, dat nog niet in al zijn bijzonderheden opgehelderd is.
Het wordt ingeleid door het opnemen van zuurstof uit de lucht, dus door oxydatie. Hiernaast kon vergroting van het olie-molecuul worden aangetoond (polymerisatie). Aangezien oliën colloïden zijn, leidt de polymerisatie tot gelvorming, waarbij de vloeibare olielaag overgaat in een vaste „film”. Het drogen is een specifieke eigenschap van oliën, welke onverzadigde vetzuren bevatten. Het getal en de positie der onverzadigde koolstofbindingen is op het verloop van de droging van invloed.De droging wordt bevorderd door de aanwezigheid van bepaalde katalysatoren zoals lood-, mangaan- en cobaltverbindingen. Deze „drogers” of „siccatieven” zijn in de practijk voor het drogingsprocédé onontbeerlijk.
Op het drogen van lijnolie en enige andere oliën berust de sedert eeuwen bekende toepassing van olieverven. Deze worden bereid door mechanisch dispergeren van pigment in olie. Ook de industrie van lakken, vernissen en drukinkten maakt gebruik van drogende oliën. Lijnolie is de langst bekende en nog steeds meest belangrijke olie dezer groep. Het is een triglyceride van oliezuur, linolzuur en linoleenzuur. De beide laatstgenoemde bevatten twee, respectievelijk drie dubbelbindingen. Een hoger gehalte aan linoleenzuur — zoals in de Hollandse en Russische lijnolie — veroorzaakt sneller drogen. Belegen lijnolie, warm of beter koud geslagen, kan als verfbindmiddel worden gebruikt. Voor betere kwaliteiten verf wordt echter nog bleken en raffineren toegepast. Het doel van deze voorbehandeling is de verwijdering van slijmstoffen en water.
Een vrij oud procédé is de bereiding van „gekookte olie”, waarbij lijnolie onder toevoegen van lood- of mangaanverbindingen op 150-200 gr. C. wordt verhit. De droogtijd wordt hierdoor aanzienlijk bekort. Van veel belang is de zgn. standolie, die door urenlang verhitten van ontslijmde lijnolie op 260-300 gr. C. wordt verkregen. De oorspronkelijke Nederlandse werkwijze maakt gebruik van een open ketel. Zij wordt ook heden ten dage nog door velen als de beste beschouwd. Er wordt echter ook veel standolie in gesloten ketels onder doorleiden van koolzuur gestookt. Standolie is hoger van viscositeit dan lijnolie en beter weerbestendig. Geblazen lijnolie, bereid door verhitting onder doorleiden van lucht, heeft betekenis voor enige beperkte doeleinden, evenals gezwavelde lijnolie. Ook heeft men lijnolie veredeld door verzepen met loog en re-esterificatie met glycerine of andere poly-alkoholen (isomerisatie). Een ander procédé gebruikt zwaveldioxyde als katalysator ter verkrijging van een geactiveerde lijnolie. Verreweg de meeste olieverven bevatten lijnolie of lijnolie-producten.
Een drogende olie van geheel andere eigenschappen is de Chinese houtolie. Het ruwe product is voor de bereiding van lakken niet geschikt, maar door korte verhitting op 280 gr. C. wordt een „dikke houtolie” verkregen, die door snelle droging en grote watervastheid uitstekende resultaten oplevert. Deze verhitting eist echter veel zorg en ervaring, aangezien houtolie een grote neiging heeft om te gelatineren. Nauw verwant met houtolie is de Braziliaanse Oiticica-olie.
Een belangrijke drogende olie wordt op synthetische wijze uit ricinusolie verkregen. Ricinusolie zelf behoort niet bij de drogende oliën. Door dehydrering — meestal langs katalytische weg doorgevoerd — wordt echter een voortreffelijke drogende olie bereid, die in haar eigenschappen enige gelijkenis vertoont met houtolie.
Ook Perilla-olie behoort bij de drogende oliën. Zij wordt als vervangingsproduct voor lijnolie gebruikt. Een groep op zichzelf vormen de halfdrogende oliën. Zij leveren wel is waar geen harde films op, maar kunnen met beter drogende producten worden gecombineerd of door chemische behandeling worden verbeterd. De meest belangrijke olie van deze groep is de soya-olie. Door verwijdering van de verzadigde glyceriden door middel van gefractionneerde destillatie wordt een bruikbaar bindmiddel voor de verfindustrie verkregen. Ook Safflower-olie en zonnebloempitten-olie behoren bij deze groep. Papaver-olie is sedert oudsher een waardevol bindmiddel voor kunstschilderverven, omdat langzame droging hier gewenst is.
De enige halfdrogende oliën van dierlijke oorsprong zijn zekere visoliën, zoals bijv. menhadenolie. Zij kunnen door fractionneren aanzienlijk in haar droogvermogen worden verbeterd.
De bovengenoemde drogende en halfdrogende oliën worden niet alleen direct als verfbindmiddelen toegepast, maar dienen ook als grondstoffen voor de vervaardiging der phtalaat- of alkydharsen. Deze ontstaan door een chemische reactie uit phtaalzuuranhydride, poly-alkoholen en oliën of olie-vetzuren. Zij behoren tegenwoordig bij de onontbeerlijke grondstoffen voor de verf-, lak- en vernis-industrie.
DR W. B. MAAS
Lit.: Noel Heaton, Outlines of Paint Technology (London 1947); Alton E. Bailey, Industrial Oil and Fat Products (New York 1945); H. W. Chatfield, Varnish Constituents (New York 1944); K. H. Bauer, Die trocknenden Öle (Stuttgart 1928).