Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DROEZEN

betekenis & definitie

(Druzen) wonen in Libanon (75.000) en in Syrië (90.000). Zij vormen tegelijk een volk en een secte.

Hun naam komt van Darazï, iemand van Turks-Perzische herkomst, die hen in 1016 tot hun geheel eigen vorm van godsdienst heeft bekeerd. De eigenlijke schepper van de Droezengodsdienst was echter de Pers Hamzah, de leraar van Darazï. Beiden ondersteunden de aanspraken van de Fatimiden-kalief van Egypte, al-Hākim, een monsterachtig man, die zich goddelijk waande. Hij regeerde van 996-1020. Zowel Darazï als Hamzah hebben aan zijn hof vertoefd. Oorspronkelijk waren de Droezen gevestigd aan de voet van de Hermon. Sinds het midden van de igde eeuw is hun kerngebied de Djebel-ad-Durūz (Haurān).De Droezen leven in een streng gesloten religieus-maatschappelijk verband. Lange tijd hadden zij noch bekeerlingen noch afvalligen. In de tegenwoordige tijd beginnen de oude, beproefde geestelijke en sociale verbanden echter te verzwakken.

Onder leiding van hun emirs zijn de Droezen nagenoeg vrij gebleven van vreemde overheersing. In het begin van de 16de eeuw werden de Turken in Syrië oppermachtig. Pogingen om de Droezen volledig aan de Porte te onderwerpen, mislukten echter, tot het eind van de Turkse overheersing in Wereldoorlog I toe. Meer dan eens waagde een Droezen-emir het een intrige tegen de sultan op touw te zetten. Zo heeft Fachreddin II (1583-1633) in 1608 een verbond gesloten met groothertog Ferdinand I van Toscane om deze tot een kruistocht tegen de Turken te bewegen.

In de jaren ’30 van de 19de eeuw sloot emir Basjir III (1788-1841) zich aan bij Ibrahim Pasja, die voor zijn vader, Mehemet Ali van Egypte, tijdelijk Syrië op de Turken wist te veroveren. Maar toen Ibrahim Pasja inbreuk maakte op Droezen-vrijheden, kwamen zij ook weer tegen hem in opstand. De Egyptenaren werden met de steun van de Grote Mogendheden uit Syrië verdreven.

In deze tijd ontstonden ook de moeilijkheden met de Maronieten (Syrische Christenen), die culmineerden in de Christenslachtingen van 1845 en 1860. De Fransen, die zich als de verdedigers van de Christenen opwierpen, bezetten de Libanon en dwongen de Porte daar een Christen-gouverneur aan te stellen (Statuut van 1861). Sedertdien deden zich geen conflicten tussen de Maronieten en de Droezen meer voor. De Droezen toonden zich overigens in het algemeen tolerant jegens andere godsdiensten en de treurige gebeurtenissen van het midden der 19de eeuw vonden meer haar oorzaak in de rivaliserende politiek van Engeland en Frankrijk — het eerste gebruikte de Droezen, het tweede de Christenen voor zijn doeleinden — dan in godsdiensthaat.

In 1921 maakten de Fransen, die het jaar tevoren vanwege de Volkenbond het mandaat over Syrië hadden aanvaard, van de Djebel-ad-Durūz een autonoom gebied. Desondanks slaagden zij er niet in de sympathie van het Droezenvolk voor zich te winnen. Toen in 1925 Droezenleiders, die voor onderhandelingen naar Damascus uitgenodigd waren, door generaal Sarrail werden vastgehouden, kwam er een uitbarsting. Het ontactische optreden van kapitein Carbillet, die in de Djebelad-Durūz het Franse bestuur vertegenwoordigde, had daartoe veel bijgedragen. Al spoedig beheersten de opstandige Droezen bijna geheel Syrië. Generaal Sarrail nam strenge, maar geen goede maatregelen. Hij werd naar Frankrijk teruggeroepen. Pas in 1927 werd de opstand weer onderdrukt. In de volgende jaren wisten de Fransen meer toegang tot het militante volk te krijgen.

In de Arabische wereld, waarin de Droezen nu, na het onafhankelijk worden van Syrië en de Libanon, zijn opgenomen, vormen zij nog een ongeassimileerde volksgroep.

Over de oorsprong der Droezen lopen de opvattingen zeer uiteen. De meest wonderlijke meningen zijn hierover geuit, waaronder die, welke in het volk de afstammelingen van bij de Kruistochten achtergebleven Fransen ziet, die onder leiding van een zekere Comte de Dreux zich daar zouden hebben gevestigd, wel de onwaarschijnlijkste is. Het dichtst bij de waarheid zijn wij waarschijnlijk, wanneer wij in hen een menging van Perzen en Arabieren zien.

De oorsprong van de religie is in de Islam te vinden en gaat terug op een ketters Sjiïetische sekte. Het is echter zeer moeilijk de eigenlijke inhoud er van te leren kennen. Gedurende vele eeuwen hebben zij hun riten en hun in het Arabisch geschreven heilige boeken voor buitenstaanders vrijwel geheim gehouden. Het is hun geoorloofd tegenover die buitenstaanders ten aanzien van hun geloof te huichelen en wanneer de veiligheid het eist, mogen zij ieder geloof uiterlijk belijden, als waren zij de vurigste aanhangers. De voornaamste dogma’s bevatten elementen van Islam, Christendom, neo-Platonisme en nog andere mystiek-religieuze voorstellingen. Streng-monotheïstisch, is de basis van hun religie het geloof in de goddelijkheid van al-Hākim.

De Droezen hebben een eigen jaartelling, die begint met het jaar 1017.

In 1700 ontving Lodewijk XIV vier boeken ten geschenke met meer dan 100 canonieke Droezenteksten; hierop baseerde S. de Sacy zijn in 1838 verschenen studie. In de loop der jaren zijn verschillende dezer teksten gepubliceerd, terwijl vele Europese en Amerikaanse bibliotheken hss. er van bezitten.

Lit.: S. de Sacy, Exposé de la religion des Druzes tiré des livres religieux de cette secte (2 dln, Paris 1838, nog steeds het standaardwerk); J. Wortabet, Researches into the religions of Syria (1860); H. F. Wuestenfeld, Fachreddin der Drüsenfürst (Göttingen 1866); M. v. Oppenheim, Vom Mittelmeer zum pers. Golf I (Berlin 1889, beschrijving der toenmalige D.); B. Carra de Vaux in de Enzyklopaedie des Islam I (1913); J. T. Parfit, Among the Druzes of Lebanon (London 1917); H. Lammens, La Syrie, précis historique I (Beirout 1921, bevat de gesch. der D.); B. H. Springett, Secret sects of Syria and the Lebanon (London 1922); P. K. Hitti, The origins of the Druze people and religion with extracts from their sacred writings (New York 1928, summier overzicht); N. Bouron, Les Druzes (Paris 1930); H. C. Gordon, Syria as it is (London 1939). Droezenteksten in: S. de Sacy, Chrestomathie arabe (2 dln, 1806, 2de dr. 1826, bevat 11 teksten in het Arab.); Théogonie des Druses, trad. de l'arabe p. H. Guys (Paris 1863); Die Drusenschrift Kitāb Alnoqat Waldawāir, das Buch der Punkte u. Kreise, hrsg. v. C. Seybold (Kirchhain 1902, Arab. tekst); Songs of the Druzes. Transliteration, translation and comment by A. Saarisfalo (Helsingfors 1932, Studia orientalia IV, 1).

< >