tegenwoordig in onbruik geraakte benaming voor grote slagschepen waarbij de hoofdbewapening uit ten minste 6 zware kanons van minstens 28 cm kaliber bestond. De naam is afkomstig van het Engelse slagschip „Dreadnought”, dat in 1905 in ca 20 maanden werd gebouwd.
Tot die tijd was het gewoonte slechts 4 zware kanons op te stellen, en daarnaast een groot aantal kanons van diverse lichtere kalibers te gebruiken, bijv. van 25 cm, 20 cm enz. Met de „Dreadnought” werd het begrip van de eenheidsbatterij ingevoerd; dus de hoofdbatterij werd op 10-30,5 cm gesteld met daarnaast één grote batterij van licht geschut (7,5 cm). Ook werd de snelheid van 18 tot 21 knopen per uur verhoogd, en dit alles maakte weer vergroting van de waterverplaatsing van 16.000 tot 18.000 (later 20.000) ton noodzakelijk. De afmetingen waren lengte op lastlijn 158 m, breedte 25 m max. diepgang 8 m; het vermogen was 23.000 apk, het gordelpantser 28 cm dik.Met dit schip „devalueerden” alle bestaande slagschepen en kreeg Engeland een voorsprong van enige jaren, die in 1914 door niemand ten volle was ingehaald. De reden voor deze stap was de wil om zelf de gevechtsafstand te kunnen bepalen en deze zo te stellen, dat het eigen vuur effectief is en dat van de tegenstander minder of niet. Hiertoe was vaartoverschot nodig en goede waarneming van het vuur op grote afstand, wat bij het door elkaar heen vuren van verschillende kalibers niet mogelijk was. De Italiaanse hoofdingenieur Cuniberti had in 1903 in een artikel op deze noodzaak gewezen en de Russisch-Japanse oorlog bracht ervaringen die Cuniberti’s mening bevestigden. Maar toen had men in Engeland (Admiraal Lord Fisher) de stap al gewaagd. Het dreadnought-principe werd vrijwel gelijktijdig ook op de pantserkruisers ingevoerd, die daardoor tot snelle slagschepen opklommen en als „slagkruisers” werden geclassificeerd. Oorspronkelijk hadden de Engelse en Amerikaanse dreadnoughts naast de zware batterij als gezegd slechts licht anti-torpedobootsgeschut aan boord. Duitsers, Japanners en Fransen hielden daarnaast echter aan een 14- of 15 cm middelbare batterij vast, en ten slotte volgden ook Engeland en Amerika dat voorbeeld.
Na 1922 spreekt men niet meer van dreadnoughts maar noemt men alle zware gevechtsschepen met geschut van minstens 28 cm „kapitale schepen”. Door het voortdurende opvoeren van de snelheid, slonk het verschil tussen slagschip en slagkruisers geleidelijk aan en is thans practisch verdwenen.
IR R. F. SCHELTEMA DE HEERE