Engels schrijver van Schotse afkomst (Vorarlberg 1868), ging in Engeland en te Karlsruhe op school en was daarna ongeveer 12 jaar in diplomatieke dienst o.a. als attaché te St Petersburg. Hij heeft veel gezworven in Europa, Noord-Afrika en Brits Indië; vele jaren heeft hij teruggetrokken in de landstreek van Chott bij de oase van Nefta (Tunesië) geleefd.
In zijn reisschetsen verstaat hij de kunst, over het ogenschijnlijk dorste onderwerp, archaeologie of wat dan ook, luchtig en onderhoudend te schrijven. Hij werd bekend door zijn roman South Wind (1917). Hij vertoont geestverwantschap met Voltaire, Lucianus, Swift, Anatole France e.d. Verspreide opstellen vindt men gebundeld in Alone (1921), Together (1923, autobiografisch) en Experiments (1925). Birds and Beasts of the Greek Anthology (1928) is een prettig geschreven filologisch-biologische verhandeling. How about Europe? (1930) is een schertsend requisitoir. Tussen 1892 en 1895 heeft hij vijf biologische werken geschreven onder de naam G. Norman Douglass.Bibl.: Siren Land (1911); South Wind (1917); Together (1923); Fountains in the sand, Tunisia, Rambles (1923, reis door Tunis); London Street games (1931); They went (1921, pseudo-hist. roman); Old Calabria (1928); In the beginning (1927); The angel of Manfredonia (1929); Capri, materials for a description of this island (1930); Paneros, some words on aphrodisiacs (1931); Looking back (1933, autobiografie); Late harvest (1946, reis naar Vorarlberg).
Lit.: E. D. Macdonald, A bibliography of the writings of N. D. (1927); H. M. Tomlinson, N. D. (1931); R. McGillavray, N. D. (1933); L. Golding, Terrace in Capri, an imaginary conversation with N. D. (1934).
