een in de middeleeuwen gangbare benaming voor leerboek. Het bekendste voorbeeld is het eeuwenlang bij het onderwijs in het Latijn gebruikte Doctrinale van Alexander de Villa Dei.
In navolging van dergelijke onderwijsboeken gaf men ook aan de handboeken der practische zedekunde de naam doctrinael. Zo bezitten wij in onze Middelnederlandse letterkunde behalve de Nieuwe Doctrinael (zie Jan die Weert) o.a. een Dietsche Doctrinael, een in 1345 uit het Latijn vertaald leerdicht van bijna 6000 vss. (uitg. d. W. J. A. Jonckbloet, ’s-Gravenhage 1842), dat niet alleen onderricht geeft in deugdbeoefening, maar ook in „wereldse” wijsheid. De toeschrijving van dit werk aan Jan van Boendale is later weer bestreden. Voorts een Doctrinael Sauvage, een uit het Frans vertaalde spreukenbundel van 130 vss. (uitg. d. E. Kausler, Denkmäler enz. 3, Leipzig 1866, S. 177 ff.) en een Doctrinael des Tijts (uitg. als diss. d. W. J. Schuyt, Wageningen 1946), een vertaling van Pierre Michault’s Doctrinal du Temps Présent, een gemoraliseerde spraakkunst, t.w. naar het bovengenoemde Doctrinale van Alexander de Villa Dei, wellicht in navolging van de reeds vroeger (door Gerson?) gemoraliseerde Donatus (de voorganger van het Doctrinale).DR J. J. MAK