graaf, Nederlands staatsman (Heenvliet 13 Oct. 1761 - Rio de Janeiro 29 Oct. 1822), was de broer van Gijsbert Karel*, met wie hij in Berlijn de cadettenschool bezocht. Hij werd in 1777 vaandrig in een Oostpruisisch garnizoens-plaatsje.
Daarna kwam hij in Hollandse zeedienst en ging in 1783 als kapitein van de landingstroepen naar Indië. Hier werd hij in 1786 onderkoopman bij de O.I. Compagnie, als hoedanig hij twee jaar te Patna in Bengalen vertoefde. Daar leerde hij het Britse koloniale systeem kennen. Vervolgens was hij administrateur op Onrust en gezaghebber op Java’s Oosthoek (1794-1798). De toenmalige commissaris-generaal Nederburgh kwam in verzet tegen Van Hogendorps opvattingen over de Compagnie, zodat Van Hogendorp in 1798 in zijn betrekking geschorst en te Batavia gevangen gezet werd.
Hij ontsnapte in 1799 op een Deens schip naar Nederland, waar hij zich aanstonds ter beschikking stelde van het Uitvoerend Bewind. In 1803 werd hij gevolmachtigd minister bij het Russische Hof en vervolgens staatsraad en voorzitter van de afdeling Oorlog, in 1807 minister van Oorlog en daarna buitengewoon gezant bij het Oostenrijkse Hof. Na de Inlijving liet hij zich door Lebrun* naar Parijs deputeren, waar hij in een commissie voor de defensie werd benoemd en in aanraking kwam met Napoleon, op wie hij een zeer goede indruk maakte. De keizer benoemde hem tot aide-de-camp, met de rang van divisiegeneraal en verhief hem in 1811 in de adelstand. Verder werd hij gouverneur van Oost-Pommeren, vervolgens in 1812 commandant van Koningsbergen, van Wilna en in 1813 van Hamburg, waar hij een zeer slechte naam achterliet door de strengheid, waarmee hij en Davout* de keizerlijke bevelen ten uitvoer brachten. Napoleons val maakte een einde aan Hogendorps openbare loopbaan.Hij bleef aanvankelijk te Parijs, schreef er een beschouwing over het koloniaal systeem in Frankrijk en ging in 1817 naar Brazilië, waar hij een koffie-plantage aanlegde in de buurt van Rio de Janeiro. Deze onderneming mislukte doordat hij, overeenkomstig zijn idealen, alle bij de plantage behorende slaven in vrijheid stelde, waarop het merendeel niet meer wenste te werken.
In zijn laatste levensjaren leed Van Hogendorp armoede. Napoleon, wie dit ter ore was gekomen, herdacht zijn trouwe adjudant door hem een legaat van 100000 francs te vermaken. Het lot wilde, dat het bericht daarvan eerst te Rio de Janeiro aankwam op de dag van Van Hogendorp’s begrafenis.
Bibl.: Bericht van den tegenwoordigen toestand der Batavische bezittingen in Oost-Indië en den handel op dezelve (2de dr. 1800); Brief van Dirk Van Hogendorp aan alle vrijheid- en vaderland-lievende Bataven in Nederlandsch Oost-Indië (1799); Ontwerp om de Oost-Indische Compagnie dezer landen in haren vorigen bloei te herstellen (1802).
Lit.: D. C. A. van Hogendorp, Mémoires du général Dirk Van Hogendorp (’s-Gravenhage 1887); R. Fruin, De mémoires van D. v. H. (Verspreide Geschr., VIII, 1903); J. A. Sillem, Dirk van Hogendorp (Amsterdam 1890); Pierre Mélon, Le général Hogendorp (Paris 1938).