Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DIADOCHEN

betekenis & definitie

(Gr.: διáδοχοι, diadochoi, „opvolgers”) noemt men de veldheren van Alexander de Grote, die na zijn dood (323 v. Chr.) zich meester maakten van de delen van zijn uitgebreid gebied en er het Hellenistisch statenstelsel vestigden, dat tot aan de heerschappij van de Romeinen bleef bestaan.

Tot de diadochen behoorden Antipater, die Macedonië en Griekenland, Lysimachos, die Thracië en een gedeelte van Klein-Azië, Ptolemaeus, die Egypte, Seleukos, die Babylon met de oostwaarts gelegen gewesten, en Antigonos, die het overig gedeelte van Klein-Azië behield. Onderling voerden zij hardnekkige oorlogen om de opperheerschappij, die eerst na verloop van 22 jaar met de dood van Antigonos in de slag bij Ipsus (301 v. Chr.) een einde namen.Lit.: H. Berve, Das Alexanderreich auf prosopogr. Grundlage, II (München 1926); M. Cary, A history of the Greek world 323-146 B.C. (1932).

< >