is de naam van een kleine plantenfamilie uit de verwantschap van de Begonia’s met enkele soorten in Zuid-Azië en Californië. Bekend is hier vooral het geslacht Datisca L. en daarvan de soort D. cannabina L., de zgn. gele hennep, een eenjarige plant uit Z.W.-Azië, veel in botanische tuinen gekweekt.
Zij lijkt sterk op de echte hennep, wordt ca 2 m hoog en is ook 2-huizig, met onaanzienlijke, kroonloze bloemen. De mannelijke bestaan slechts uit een kleine, vergroeidbladige kelk en een onbepaald aantal meeldraden, de vrouwelijke uit een onderstandig, 1-hokkig vruchtbeginsel met vrije, meest gevorkte stijlen en gewoonlijk drie parietale zaadlijsten, bovenaan meest niet geheel gesloten, evenals bij de Reseda, en met een 3-tal bloemdektandjes, wordend tot een veelzadige doosvrucht. Beide staan in aarachtige bloeiwijzen in de oksels van de verspreide, gesteelde, oneven gevinde, uit gezaagde deelblaadjes bestaande loofbladeren.
