Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Daniël josephus jitta

betekenis & definitie

Nederlands rechtsgeleerde (Amsterdam 19 Juli 1854 - ’s-Gravenhage 9 Nov. 1925), genoot zijn opvoeding in België en studeerde in Brussel en in Leiden. Hij was van 1894-1913 hoogleraar in het handels- en internationaal privaatrecht te Amsterdam, daarna tot zijn dood lid van de Raad van State.

Hij verwierf zich een vooraanstaande plaats op het gebied van het internationaal privaatrecht, dat hij beschouwde vanuit de rechtseisen van de algemeen-menselijke samenleving.Bibl.: Het Vonnis van faillietverklaring in het intern, privaatrecht, diss. Leiden (1880); La Codification du droit internat, de la faillite (1895); La méthode du droit international privé (1890); La substance des obligations dans le droit international privé (2 dln, 1906-1907); De wederopbouw van het internationale recht (1919); Internationaal privaatrecht (1916; handboek).

Lit.: J. Offerhaus, in: Gedenkboek Burgert. Wetb. 1838-1938 (1938), blz. 695 vv.

< >