Spaans philoloog en lyrisch dichter (Madrid 1898), studeerde aan de Universidad Central aldaar. Sedert 1921 was hij werkzaam aan het Centro de Estudios Históricos.
Verscheiden jaren doceerde hij Spaanse taal en letterkunde aan universiteiten in Duitsland, Engeland en de V.S. Hij is een trouw medewerker van verschillende Spaanse wetenschappelijke tijdschriften, o.a. van de „Revista de Filologia Espanola” en de „Revista de Occidente”. Hij heeft zich voornamelijk beziggehouden met Góngora, Gil Vicente, Erasmus en San Juan de la Cruz. In 1945 werd hij tot lid van de Koninklijke Spaansche Academie gekozen. Hij is de beste kenner van de poëzie van Góngora, van wiens Soledades hij voortreffelijke uitgaven bezorgde met een magistrale studie (iste uitg. 1927, 2de uitg. 1935). Van zijn wetenschappelijke publicaties noemen we verder La lengua poëtica de Góngora (1935) en La poesia de San Juan de la Cruz (1942). Van zijn verzen vermelden we de bundel Poemaspuros, Poemillas de la ciudad. PROF. DR C. F. A. VAN DAM.