Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CYANOSE

betekenis & definitie

is een blauwige verkleuring van huid of slijmvliezen als gevolg van veranderingen der bloedkleurstof. Meestal is deze verandering een meer dan normale reductie van de lichtrode oxyhaemoglobine tot de donkerrode, blauw door de huid schemerende haemoglobine.

Dit kan1. een plaatselijk verschijnsel zijn, gevolg van een zeer langzame bloedstroom, waardoor het bloed meer zuurstof moet afstaan dan bij normale stroomsnelheid het geval is. Aldus kan cyanose ontstaan hoewel het slagaderlijke bloed een normale zuurstofverzadiging heeft: cyanose van het perifere type. Bijv. acrocyanose, d.i. blauwe verkleuring van koude handen en voeten. Zulke cyanose verdwijnt als men het betrokken lichaamsdeel verwarmt, waardoor het bloed sneller gaat stromen.
2. Cyanose van het centrale type of algemene cyanose is een gevolg van onderverzadiging van het slagaderlijk bloed met zuurstof (hypoxaemie z anoxia) en gaat meestal gepaard met dyspnoe. Dit komt voor

a. op grote hoogte, waar de absolute zuurstofspanning te laag is om alle haemoglobine in oxyhaemoglobine om te zetten (z bergziekte),

b. bij ziekten van luchtwegen of longen, die de ventilatie belemmeren, het gaswisselingsoppervlak in de longen verkleinen of de diffusie der zuurstof bemoeilijken,

c. bij hartziekten, indien deze een sterke stuwing van bloed met oedeem in de longen veroorzaken,

d. bij bepaalde aangeboren hartgebreken, als een deel van het aderlijke bloed uit het rechter hart in de aorta komt zonder de longen te passeren,

e. tijdens narcose, als de tong door verslapping naar achteren zakt en de luchtweg afsluit,

f. bij verlamming der ademhalingsspieren.

Cyanose is niet afhankelijk van het percentage, maar van de absolute hoeveelheid gereduceerde haemoglobine; de blauwe tint ontstaat als het bloed in de haarvaten 5 g gereduceerde haemoglobine per 100 cm’ bevat. Hieruit volgt dat bij mensen met anaemie een veel sterker graad van onderverzadiging moet bestaan alvorens cyanose zichtbaar wordt. Het normale haemoglobinegehalte is ongeveer 15 g/100 cm3; een reductie van 30 pct in het capillaire bloed geeft aanleiding tot cyanose. Is het haemoglobinegehalte 7.5 g/100 cm3 dan moet 67 pct van de bloedkleurstof gereduceerd zijn voor cyanose wordt opgemerkt.

Omgekeerd behoeft de reductie bij een abnormaal hoog haemoglobinegehalte (polycythaemie) procentsgewijs slechts weinig toe te nemen om een blauwe tint te veroorzaken; mensen met polycythaemie zijn bij koude spoedig cyanotisch. Toestanden van arteriële hypoxaemie gaan dikwijls gepaard met symptomatische polycythaemie, waardoor de cyanose toeneemt, bijv. longemphyseem, aangeboren hartgebreken. De cyanose bij hartpatiënten is vaak deels van het centrale en deels van het perifere type; de eerste blijft na verwarming van een lichaamsdeel bestaan.

Minder vaak berust cyanose op abnormale oxydaties der bloedkleurstof, op de vorming van methaemoglobine of sulfhaemoglobine, welke afwijkingen door spectroscopisch bloedonderzoek zijn te herkennen. Methaemoglobine (haemoglobine) is een oxydatieproduct, waarbij de 2-waardige Fe der bloedkleurstof 3-waardig is geworden; het staat geen zuurstof af en geeft aan bloed een donkere kleur. Methaemoglobine ontstaat meestal door de inwerking van bepaalde vergiften (nitrieten, acetanilide, phenacetine, sulfonamiden etc.), zelden bij sepsis en een enkele maal is methaemoglobinaemie een aangeboren of zelfs familiaire afwijking. Methaemoglobine wordt door reductiemiddelen als ascorbinezuur of methyleenblauw (ook na inspuiting of inneming) weer omgezet in haemoglobine.



Sulfhaemoglobine
is het product van een ingrijpender oxydatieproces; de uit 4 pyrrolkemen opgebouwde haem-ring van het haemoglobine-molecuul is hierbij geopend en deze verandering is irreversibel. De zo geoxydeerde bloedkleurstof kan geen dienst meer doen en moet verder worden afgebroken. Sulfhaemoglobine bevat geen zwavel, zoals men vroeger meende, en moet volgens Heubner eigenlijk verdohaemochrornogeen heten; wel wordt deze oxydatie door zwavelverbindingen bevorderd. Het ontstaat onder soortgelijke omstandigheden als methaemoglobine en beide komen soms samen voor.



Enterogene cyanose
is met- of/en sulfhaemoglobinaemie die wordt toegeschreven aan darmstoornissen, welke aanleiding geven tot de resorptie van nitrieten of sulfiden.

DR H. J. VIERSMA.

< >