Heilige, grondlegger van het later door de H. Bonifacius canoniek opgerichte bisdom Freising. Eerst zielzorger in zijn geboorteplaats Arpajon (ten Z. van Parijs) of Chartrettes bij Melun, verscheen hij in 715 in Beieren, bekleed met de bisschoppelijke waardigheid.
Hij trok naar Rome om het monniksleven te omhelzen, doch paus Gregorius II zond hem naar Beieren terug om daar de Kerk in te richten. Hij stuitte er aanvankelijk op vijandschap vanwege de hertog Grimoald, daar hij het hof vermeed ter wille van diens onwettige verhouding tot Pilitrudis, de weduwe van Grimoalds broeder. Nadat hij beiden tot boete en scheiding had weten over te halen, verkreeg hij van hen al het nodige om een klooster te stichten in het Kainzerdal bij Mais. Toen Pilitrudis de vrede met hem verbrak, vond hij daar ook een toevlucht.
Na de dood van Grimoald werd de bisschop naar Freising teruggeroepen maar stierf er hetzelfde jaar (8 Sept. 725). Het gebeente van de H. Corbinianus werd in 765 door zijn levensbeschrijver Arbeo definitief in de krocht van de domkerk te Freising overgebracht.Lit.: De Vita van Arbeo, alleszins betrouwbaar, is pas sinds 1889 bekend; critische biogr. door A. M. Zimmermann O.S.B. in Jahresber. d. bayr. Benediktinerakad., 1925.
