is het vergiftige alkaloïed van de scheerling (Conium maculatum L.) en heeft de samenstelling: C8H17N. Het wordt verkregen door destillatie van de vruchten met soda en is een kleurloze vloeistof, met een onaangename, verdovende reuk en bijtende smaak.
Het lost in 90 delen water op, terwijl de oplossing troebel wordt bij het verwarmen door ontmenging. In alkohol en aether lost het coniine gemakkelijk op en kookt bij 167-168 gr.C. Het natuurlijke coniine draait het polarisatievlak van het licht naar rechts. Het is een sterke base en vormt goed gekristalliseerde zouten met zuren; het zoutzure zout smelt bij 217 gr.C.
Het coniine is het eerste natuurlijke alkaloïed, dat langs synthetische weg werd verkregen en heeft de samenstelling a-propylpiperidine. Dit laatste kan door reductie van a-allylpyridine worden verkregen, maar is dan optisch inactief. Het is echter gelukt dit synthetische propylpiperidine in 2 modificaties te scheiden, die volkomen dezelfde eigenschappen hebben, behalve dat de ene het polarisatievlak even sterk naar links draait, als de andere naar rechts. Deze laatste modificatie is met het natuurlijke coniine volkomen identiek. Coniine is een zwaar en snel werkend vergift.
Het wordt in de geneeskunde niet gebruikt. De verschijnselen van de coniinevergiftiging zijn door Plato in het 66ste hoofdstuk van „Phaidon”, waarin de dood van Socrates beschreven wordt, uitvoerig aangegeven.