zijn termen, door Adler in de psychologie ingevoerd. Adler sprak van compenserende functie, wanneer een psychische gesteldheid (in dit geval het minderwaardigheidsgevoel) werd opgeheven door een fictief gevoel van meerwaardigheid.
Adler vergeleek dit met de compenserende functie, die in het levende organisme wordt waargenomen, wanneer een evenwichtsverstoring in de werking van het geheel ontstaat, doordat een orgaanfunctie minderwaardig wordt of is en deze door overmatige versterking van een andere functie wordt overgenomen tot herstel van het evenwicht. Later wordt het begrip compensatie uitgebreid. In het verschijnsel der compensatie en overcompensatie wordt een uiting gezien van een auto-regulatie in het psychische leven, van een streven naar evenwicht. Er worden, volgens Jung, eenzijdigheden in het bewuste leven gecompenseerd door de activiteit van het onbewuste.
Zo zou de in het bewuste leven zeer mannelijke man in zijn onbewuste leven vrouwelijke trekken vertonen. De compensatie geschiedt onbewust. In de neurose, aldus Jung, kan het onbewuste zo sterk contrasteren met het bewuste zijn, dat de compensatie gestoord wordt. Door het bewust maken van onbewuste inhouden en strevingen zou de compensatie weer in normale banen geleid worden.
Omgekeerd kunnen in het bewuste leven overcompensaties ontstaan van in het onbewuste werkende krachten, bijv. kan men een overmatige zachtheid vinden bij in het onbewuste zeer aggressieve naturen. Van een werkelijk evenwicht is dan geen sprake.