Schott. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Aroïdeeën (Aronskelken). Het onderscheidt zich door een rechtstandige bloemschede, die in een buis eindigt, door een bloeikolf met een lang-toegespitst aanhangsel, die aan de basis vrouwelijke bloemen, slechts bestaande uit enige dicht opeengedrongen, eenhokkige vruchtbeginsels met een nagenoeg zittende knotsvormige stempel, draagt, daarboven een krans van steriele bloemen en vervolgens mannelijke bloemen, bestaande uit 2-6 zittende helmknoppen, die met elkaar tot een omgekeerd kegelvormig, van boven afgeplat geheel, een zgn. synandrium, vergroeid zijn.
Het omvat enige belangrijke soorten, die veel in de keerkringslanden worden geteeld. Hiertoe behoort de indomaleise C. antiquorum Schott. (syn. C. esculenta Schott of Caladium esculentum Vent.), die men tot in Egypte, Klein-Azië, Portugal en Amerika gekweekt aantreft, zulks om de dikke, knolvormige, uitlopers vormende, ondergrondse stengels, die gekookt eetbaar zijn (Taro). Dit gewas draagt grote, langgesteelde bladeren met groen tot violette, elkaar aan de basis schedevormig omvattende bladstelen en een schildvormige, schuin naar beneden gerichte bladschijf met een meer of minder hartvormige voet en toegespitste top. De langgesteelde bloeiwijzen staan 2-3 bijeen aan de basis van de bladstelen.
Men plant de kleine knollen, die aan de hoofdstam zitten, i m. van elkaar, om nieuwe planten te bekomen. C. Fontanesii Schott. is niets anders dan een variëteit van C. antiquorum. Een paar verdere soorten zijn C. indica Hassk., van Java, ook in een bonte variëteit bekend, dan C. neoguinensis André van N. Guinea en C. affinis Schott. van de Himalaya.
De Golocasiasoorten, die tot de fraaiste bladplanten behoren, worden ook gekweekt in oranjerieën en warme kassen. Zij worden daar door scheuren vermeerderd. Een typisch verschijnsel er bij is de wateruitscheiding uit de top der bladeren, wanneer de grond en de lucht zeer vochtig zijn.PROF. DR TH. J. STOMPS.