volledig: collatio legum Mosaicarum et Romanarum (vergelijking van Mozaïsche en Romeinse wetten) is de sedert de 16de eeuw gebruikelijke naam van een geschrift uit de 4de of het begin van de 5de eeuw n. Chr., dat in de handschriften heet Lex Dei quam praecepit dominus ad Moysen (de wet Gods welke de Heer leerde aan Mozes).
Het fragment dat wij bezitten betreft vnl. strafrecht en erfrecht en citeert de aan Mozes toegeschreven bepalingen in een Lat. vertaling die afwijkt van de Vulgaat, terwijl de corresponderende Romeins-rechtelijke regelen o.a. ontleend zijn aan Gaius, Papinianus, Ulpianus en de Codices Gregorianus en Hermogenianus. De schrijver schijnt geen jurist te zijn; of hij Christen of Jood was, is onzeker. Men heeft het werk wel aan de H. Ambrosius en aan Hieronymus toegeschreven, maar doel, tijd van ontstaan en auteur blijven alle punten van veel twijfel.Uitg.: Editio princeps door Pierre Pithou (1573); crit. ed. Th. Mommsen in Collectio iuris ante iust. III. (1890); ed.
M. Hyamson (London 1913) (met Eng. vert.).
Lit.: N. Smits, Mos. et Rom. legum Coll., Diss., Groningen (1934); F. Schulz, Die biblischen Texte in der Collatio, Studia et Documenta Historiae et Iuris II (1936) 20-44; F. Schulz, in Symbolae . . . J.
C. van Oven (1946) blz. 313 w.; C. Hohenlohe, Um die Geheimnisse der Collatio, Studia et Doe. Hist. et Iuris V (1939)» blz. 486^491; G. Hohenlohe, Ursprung u.
Zweck der Collatio (1935); Israël Ostersetzer, in Revue d. Etudes Juives (1934); B. H. D.
Hermesdorf, Schets d. uitw. Gesch. v. h. Rom. Recht, 3de dr. (1946) blz. 304-305 (met lit. opgaaf).