priester te Deventer, (gest. 30 Sept. 1520), behoorde tot de kring van Geert Groote, was frater van het Heer Florenshuis en „pater” van het Meester Geertshuis. Van zijn collaties zijn slechts uittreksels bewaard gebleven (in Hs. 686, Prov.
Bibl. v. Friesland, uitg. d. D. A.
Brinkerink in Nederl. Archief v. Kerkgesch. N.S. 3 (1905), blz. 225 e.v., 353 e.v.), zgn. „goede punten”, door een zuster van het Meester Geertshuis na de voordracht opgetekend.
De inhoud is zeer illustratief voor de geest der Moderne Devotie in het algemeen en in zekere zin ook voor Van Euskerken zelf: nederigheid blijkt zijn lijfdeugd te zijn geweestDR J. J. MAK.