Duits Evangelisch godgeleerde (Fahrstedt 25 Mei 1778 - Kiel 1 Febr. 1855), was aanvankelijk molenaar, doch werd in 1816 predikant te Kiel en in 1835 proost aan St Nikolai aldaar. Op 31 Oct. 1817 gaf hij de 95 stellingen van Luther uit, vermeerderd met 95 nieuwe Stellingen in opwekkingsgeest en tegen rationalisme en Union; het volgend jaar lichtte hij een en ander nog nader toe in Briefe zur nähern Verständigung über verschiedene, meine Thesen betreffende Punkte.
Zijn theologie betekent een vernieuwing van het Lutheranisme met verdiept besef van vergeving en begrip der sacramenten. Zijn Winteren Sommerpostillen zijn vaak herdrukt, terwijl zijn practische theologie nog steeds van betekenis is.Bibl.: Pastoraltheologie in Reden an Theologie-Studierende (3 Bde, 1830-’34, herdr. 1888); Lebensbeschreibung (1851, herdr. 1929) .
Lit.: H. Zillen, C. H.’s Leben in Briefen (1909); C. Rolfs en G. Ficker, Harmsiana (2 dln, 1948-’49); Zur Feier des 150. Geburtst. von C. H., met bijdr. van verschill. hand (1928).