de gedichten ter verheerlijking van Chassé’s dappere verdediging van de citadel van Antwerpen (1832). Bij uitbreiding: alle lofzangen op Nederland in de strijd tegen België (1830 en volgende jaren).
Bijv. Petronella van Moens: De roemvolle dood van Van Speyk; Tollens, De val der Citadel, Aan Chassé; A. v. d. Hoop, De Tiendaagsche Veldtocht (1831), Aan generaal Chassé (1833); Loots, Bij de heldendood van Van Speyk (1831), Chassé op het puin der Citadel (1832); Withuys, Het Bombardement van Antwerpen (1831) en talloze andere. Het laatste citadel-gedicht is van Hofdijk, Schetsboek uit de drie-en-twintig dagen (I1857).De Belgische gedichten over deze strijd zijn het tegengestelde van lofzangen op de Nederlanders, zoals het Liedeken op de Vreede Tiranie begaen door de Hollanders (verschenen in Den opregten Maestrichteren Almanak van 1831) bewijst.
DR C. F. P. STUTTERHEIM.
Lit.: z voor verdere gegevens het art.: Citadelpoëzie, in het „Letterk. Woordenb.” van K. ter Laan (’s-Gravenhage-Batavia 1941).