(Pont-à-Mousson 15 Dec. 1782 - Beauchêne 15 Sept. 1855), Franse generaal, is beroemd om zijn dappere houding in de Griekse vrijheidsoorlog, waar hij onder de naam Faviéros onbaatzuchtig de zaak van de vrijheid behartigde. Nadat hij aan de polytechnische school te Parijs gestudeerd had, nam hij deel aan de veldtochten van Napoleon in Spanje, Saksen en Rusland.
Met de graad van kolonel werd hij ontslagen in de tijd van het herstel van de Bourbons, toen officieren zonder betrekking in Turkije of Egypte dienst namen. Hij koos Griekenland, waar het hem lukte, in de slechtste jaren van de onpfhankelijkheidsoorlog, toen Ibrahim Pasja almachtig was tegen de ongeregelde troepen van de Grieken, een geregeld legertje te organiseren. Van zijn kamp te Methena (klein schiereiland van Argolis) probeerde hij de Griekse troepen te hulp te komen die in de Acropolis van Athene belegerd waren door het leger van Kjoetasj Pasja. De eerste keer werd hij verslagen en hij viel Euboea aan om de vijand af te leiden. Maar de tweede keer liep hij met zijn soldaten, beladen met zakken kruit, onder het vuur van de Turkse troepen door tot de Acropolis waar hij verbleef tot haar overgave (Mei 1827). Toen Capodistrias tot gouverneur van Griekenland gekozen werd, werd aan Fabvier niet gevraagd aan de reorganisatie van het leger mee te werken. Terug in Frankrijk, stond hij in de gunst van het gouvernement bij de twee opstanden, die van 1830 en die van 1848. In 1842 schonk het vrije Griekenland hem het burgerrecht en koning Otto kende hem de hoogste Griekse decoratie toe.PROF. DR S. ANTONIADIS
