(± 1458 - Constantinopel 1546), sloot in 1519 een verdrag met Selim I, sultan van Turkije. HierdoorwerdAlgiers geplaatstonderhetgezagder Porte, hij zelf tot pasja benoemd en aan het hoofd van io ooo Janitsaren gesteld.
Het eerste, wat hij deed, was de Spanjaarden uit Algiers verdrijven. Daarna maakte hij zich in 1533 meester van de stad Tunis, waar Muley Hassan den rechtmatigen troonopvolger, Resjid, verjaagd en zichzelf tot vorst had opgeworpen. Nu gaf hij met onbegrensde vermetelheid zich over aan zeeroverij, zodat keizer Karei V eindelijk gehoor schonk aan het dringend verzoek om hulp van de Maltezer ridders, van Muley Hassan en van de gehele Christenheid. Op 18 Juli 1535 landde Karei V bij Tunis met 500 schepen en 30 000 man. Zeven dagen later werd Goletta stormenderhand ingenomen en een grote voorraad wapenen en levensmiddelen buitgemaakt.Nu rukte het leger der Christenen naar Tunis op. Chaireddin trok het tegemoet, maar werd verslagen en vond, bij zijn terugkeer in de stad, de citadel in de macht van 8000 Christenslaven, die hun ketens verbroken, het tuighuis geplunderd en het garnizoen overweldigd hadden. Chaireddin nam met 700 Turken de wijk naar Bona en vervolgens naar Algiers, terwijl Karel V alle Christenslaven in vrijheid stelde en de kroon teruggaf aan Muley Hassan, onder de opperheerschappij van Spanje.
Nadat Chaireddin zijn zoon Hassan te Algiers tot bestuurder van het rijk had aangesteld, zette hij zijn rooftochten voort. In 1536 werd hij door sultan Suleiman den Grote tot opperbevelhebber van de Turkse zeemacht benoemd. Hij sleepte de inwoners van Mahon op Minorca weg, verwoestte de Ionische eilanden, versloeg in de Golf van Arta zelfs den beroemden keizerlijken admiraal Doria, veroverde in 1539 Castelnuovo aan de Dalmatische kust na een langdurige belegering en vernielde in 1540 een vloot bij het eiland Candia. In 1541 sloeg hij een aanval van Karel V op Algiers af, verleende in 1543 met een talrijk eskader hulp aan Frans I, koning van Frankrijk, en nam deel aan de verovering van Nice. Weldra verscheen hij te Constantinopel met 7000 gevangenen en overleed aldaar.
Lit.: A. Jurien de la Gravière, Doria et Barberousse (1886) ; Idem, Les corsaires barbaresques et la marine de Soliman le Grand (1887).
