(van het Italiaanse càntina of (wijn)kelder) is de naam voor het dagverblijf voor de bewoners ener kazerne, steeds met afzonderlijke localiteit voor korporaals en soldaten en voor onderofficieren, terwijl ook officierscantines bestaan. Na Wereldoorlog II werd aan de inrichting van officiers- en onderofficierscantines in het Nederlandse leger meer aandacht besteed, omdat gedwongen door de omstandigheden de meeste officieren (onderofficieren) verblijf hielden buiten hun stand- of woonplaats.
Men sprak toen op Engels voorbeeld over officiers-onderofficiersmesses en officiersclubs.Met officierscantine wordt ook aangeduid een kist met (zeer eenvoudig) tafel- en keukengereedschap, die voor de officieren te velde of in een sterkte wordt meegevoerd.
De cantines in de kazerne moeten zodanig zijn ingericht, dat zij zoveel mogelijk de bewoners het gemis hunner huiselijke omgeving vergoeden en gelegenheid geven om zich met lectuur, schrijven, biljarten enz. de tijd buiten de diensturen te veraangenamen; voorts ruimte bieden voor bijeenkomsten, vertoningen enz., terwijl een buffet, onder eigen beheer gedreven door een pachter, of zoals na 1945 gebruikelijk onder beheer van de cantinedienst (C.A.D.I.) — een officiële instantie van de Koninklijke Landmacht — tegen billijke prijs goede versnaperingen en dranken moet verkrijgbaar stellen. Behalve zgn. onderdeelscantines, welke laatste gebonden zijn aan een bepaald onderdeel, kent men na 1945 naar geallieerd voorbeeld zgn. Cadiclubs, dit zijn cantines die wat inrichting enz. betreft aan hoge eisen voldoen en bestemd zijn voor militairen van veelal een geheel garnizoen. In de Cadiclubs worden ook toneel- en cabaretvoorstellingen gehouden, terwijl soms ook dansavonden worden georganiseerd.
De Cadiclubs worden geëxploiteerd door de Cantinedienst.