Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Camilo CASTELO-BRANCO

betekenis & definitie

Portugees schrijver (Lissabon 16 Mrt 1825 ~ S. Miguel de Seide 1 Juni 1890), gewoonlijk alleen aangeduid als Camilo, is de vruchtbaarste en origineelste der Portugese auteurs: dichter en romancier, novellist, dramaturg en polemicus, criticus en historicus.

Hij heeft meer dan 260 werken, oorspronkelijke en vertaalde, nagelaten. Sedert zijn jeugd was zijn bestaan stormachtig en moeilijk. Nauwelijks 16 jaren oud, trouwde hij met Joaquina Pereira en in het volgende jaar vluchtte hij naar Samarda, waar hij verliefd werd op Maria do Adro, hetgeen hem dwong, opnieuw Samarda te verlaten. Hij ging naar Lissabon, vervolgens naar Porto, Coimbra en Vila Real, waar hij een dame schaakte, weshalve hij in 1846 te Porto gevangenisstraf onderging.

Spoedig in vrijheid gesteld, keerde hij naar Vila Real terug en nam dienst bij de guerrilla-troepen van de Schotse Miguelist Macdonell, wiens ordonnans hij werd. Eind 1847 werd hij in Vila Real amanuensis van het Burgerlijk Bestuur. In 1848 verhuisde hij naar Porto, alwaar hij in het zelfde jaar het comische heldendicht Murraga publiceerde en het geschriftje: Maria ndo me mates que sou tua mae (Maria, dood me niet, ik ben je moeder), waarin hij een beschrijving gaf van het populaire sentiment door de vertelling van een in Lissabon gepleegde misdaad. Deze werken waren al voorafgegaan door het comische heldendicht: Pundonores desagravados (1845), dat zijn eerste literaire werk is, en door O juizo final e o sonho do inferno (1845), alsmede door het drama Agostino de Ceuta (1846).

Andere literaire pogingen volgden, tot in 1851 zijn eerste roman, 0 Anátema, verscheen. In deze periode maakte Camilo een tijd van bijna volmaakt mysticisme door. Een der vele omwentelingen van zijn geest deed hem evenwel opnieuw opgaan in de literatuur. Hij schreef romans en in 1856 zijn eerste meesterwerk: Onde esta a felicidade?, dat de eerste hartstochtenroman in Portugal is geweest.

In 1858 bewoog hij Ana Placido, de vrouw van een aanzienlijk koopman te Porto, haar man te verlaten en hem, Camilo, te volgen. Dit had een echtbreuk-proces ten gevolge, dat in 1860 eindigde met de gevangenneming van beide schuldigen. Ten slotte huwden zij. Camilo’s leven eindigde in blindheid en door zelfmoord.

In zijn laatste levensjaren kreeg hij de titel van Visconde de Correia Botelho. j. VOETELINK

Bibl. (van zijn romans na 1856): Amor de perdigao, Memórias do carcere, Coisas espantosas, Estrêlas funestas, Anos de prosa, O bem e o mal, Estrêlas propicias, Memórias de Guilherme do Amaral, Noites de Lamego, en Agulha em palheiro (alle I862-’Ö3) ; o Amor de salvagao; A Filha do Dr. Negro; O esqueleto, A sereia e a luta de gigantes (1865); O ölho de vidro, o Judeu en O santo da montanha (1866), A bruxa de Monte Córdova, Cavar em ruinas, A doida do Gandal, Coisas leves e pesadas (1867); O retrato de Ricardina, Os mistérios de Fafe (1868); Os brilhantes do brasileiro (i86q); A Mulher fatal (1870); O livro de consolagao (1872); O demónio do ouro (1873); Noites de insónia, O regicida, Ao anoitecer da vida (verzen 1874); A filha do regicida, A caveira do martir, Novelas do Minho (in 12 dln. verschenen tot 1877) (1875); Os narcóticos (1882); O vinho do Porto, Maria da Fonte (1884); Os seroes de Sao Miguel de Seide (I885/’86) ; Vulcoes de lama (1886); Delitos da mocidade (1889) e.a. Groot is het aantal werken dat getuigt van de letterkundige twisten die hij heeft moeten voeren met verschillende schrijvers en om verschillende redenen. Zijn onvergelijkelijke gaven als polemist maakten hem bijna altijd tot overwinnaar.

Zijn beste roman volgens hem zelf is: O romance de um homem rico (1861). Sommigen beschouwen zijn A brasileira de Prazins (1882) als zijn meesterwerk. A queda de um anjo (1866) is een juweel van satirieke romankunst. Perfil do Marqués de Pombal (1882) stempelt C. tot een groot historie schrijver.

In O cancioneiro alegre (1879) bereikt de critische humor zijn hoogtepunt in de Portugese letteren. Van zijn verdere werken noemen wij: Boémia do espirito (1886); O que fazem mulheres (1858); Eusébio Mac&rio (1879); Corja (1880); A maior dor humana (opgedragen aan Teófilo Braga). Zijn zwanenzang was een bundel gedichten: Nas trevas (1890).

Lit.: Talrijk zijn de beschrijvingen van C.’s leven en werken, o.a. een In Memoriam, uitgeg. 1925, 100 jaar na zijn geboortedag. Julio Dias da Costa publiceerde Dispersos de Camilo, 5 dln (i92i-’29); Albino Forjaz de Sampaio wijdde in de ,,Colecgao Patricia” een kleine doch interessante studie aan hem. Revista bibliografica Camiliana, een reproductie in facsimile van alle frontpagina’s van zijn werken, met voorbericht van Teófilo Braga, begonnen door Manuel dos Santos.

< >