is een vetmeter, die in de tegenwoordige tijd gebruikt wordt om de hoeveelheid vet, die zich in de melk bevindt, procentsgewijs te bepalen. Voordat de butyrometer door dr Gerber (Zürich, later Leipzig) uitgevonden was, werd het vetgehalte bij benadering met behulp van de cremometer vastgesteld.
De butyrometer bestaat uit een glazen buis met hals, waaraan zich een dunnere buis bevindt, die peervormig eindigt. Op de dunne buis is een graadverdeling aangebracht. In de butyrometer wordt 10 cc zwavelzuur met 11 cc melk en 1 cc amylalkohol gebracht, de butyrometer wordt met een gummistop gesloten en flink geschud. Door het zwavelzuur wordt het eiwit verteerd en een gelijkmatig bruine vloeistof verkregen, die zeer warm is.
In een waterbad van 65 gr. C. wordt gezorgd, dat de inhoud van de butyrometer deze temperatuur krijgt, daarna wordt gecentrifugeerd met 1000 omwentelingen per minuut gedurende 5 minuten, de butyrometer wordt weer in het waterbad van 65 gr. C. gezet en daarna wordt het percentage vet afgelezen. Dit is mogelijk geworden, omdat het vet, dat lichter is dan de rest van de vloeistof, zich in de dunne buis verzameld heeft.
Behalve de vetbepaling d.m.v. de butyrometer zijn er nog andere methoden, die niet voor massaonderzoekingen geschikt zijn en in wetenschappelijke laboratoria worden gebruikt.
Het gevaar, dat het regelmatig werken met sterk zwavelzuur oplevert, heeft verschillende mensen doen grijpen naar andere stoffen, die in de butyrometer te gebruiken zouden zijn, maar tot heden is de methode van Gerber nog de meest nauwkeurige en deze wordt dan ook overal in Nederland toegepast.