Wat is de betekenis van bunkeren?

2024-04-20
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

bunkeren

Het begrip bunkeren heeft 3 verschillende betekenissen: 1) scheepsbunkers vullen. de bunkers van een schip vullen met brandstof en andere voorraden. 2) eten. snel en overdadig veel eten. 3) in bunkers onderbrengen. in bunkers onderbrengen ter beschutting.

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

bunkeren

(1953) (inf.) (oorspr. Rotterdams?) eten. Eigenlijk: brandstofvoorraad opslaan. Ook in de Duitse volkstaal gebruikelijk: 'bunkern'. In de soldatentaal is een 'bunkerloods' een eetzaal. Syn.: buffelen*. • Toen je daarnet zat te bunkeren, had je niet zo'n kouwe kak. (Piet Bakker: Kidnap. 1953) • Zij marche...

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bunkeren

bunkeren - Werkwoord 1. (intr) de bunkers (brandstofreservoirs) vullen, brandstof innemen 2. (intr) (informeel) schransen Woordherkomst afgeleid van bunker (met het achtervoegsel -en)

2024-04-20
Jargon & Slang van Matrozen en mariniers

Marc De Coster (2017)

Bunkeren

Bunkeren - eten en drinken. Betekent eig. brandstof innemen, en vandaar overdrachtelijk gebruikt. Ook in het Du. slang bunkern.

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bunkeren

bunkeren - regelmatig werkwoord uitspraak: bun-ke-ren 1. brandstof innemen ♢ voor we vertrekken met de boot, moeten we nog bunkeren 2. gulzig eten ♢ wat zit jij weer ongegeneerd te bunkeren!...

2024-04-20
Golfsportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

bunkeren

(onov ww; bunkerde; h. gebunkerd) spreektaal - oefenen op de ’bunkerslag’, de slag om mee uit een bunker te komen.

2024-04-20
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Bunkeren

kolen aan boord nemen.

2024-04-20
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Bunkeren

brandstof innemen; flink eten

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bunkeren

(bunkerde, heeft gebunkerd), de bunker vullen, brandstof innemen.