graaf van Grandpré, heer van Vere, Zandenburg enz. (gest. Zandenburg 15 Mrt 1474), nam deel aan de slag van Brouwershaven (1426) en werd in 1428 tot één der negen raden en rekenmeesters van Holland en Zeeland benoemd.
Hij bevorderde de handel, nam zelf daaraan deel, verwierf zich grote rijkdommen, was opperhoutvester van Holland en werd met aanzienlijke goederen beleend. In 1445 werd hij opgenomen in de orde van het Gulden Vlies. In 1438 trok hij met een oorlogsvloot ten strijde tegen de Hanzesteden en behield de overmacht op zee. Vervolgens begaf hij zich naar Frankrijk en diende er als luitenant-admiraal (1446). In 1467 kocht hij het graafschap Grandpré in Champagne. Zijn dapperheid bij het innemen van Dinant in 1467 werd met kostbare relikwieën beloond, welke hij aan de kerk van Vere afstond.
In 1470 was hij admiraal van Zeeland en werd door Karel de Stoute met 38 schepen uitgezonden tegen de graaf van Warwick. Eduard IV van Engeland, die eveneens tegen Warwick oorloogde, beloonde Van Borselen door hem tot raad en kamerheer te benoemen en aan Vere verscheiden voorrechten te verlenen.