Heilige, apostel der Duitsers en Friezen (ca 680-5 Juni 754), werd waarschijnlijk te Crediton in Devonshire uit een adellijk Angelsaksisch geslacht geboren en was nog maar 7 jaar oud, toen zijn vader hem toestond om opgevoed te worden in de kloosterschool te Exeter. Van hier trok hij als reeds gevormde Benedictijner monnik naar Nursling, maakte er grote vorderingen in de Latijnse poëzie en de godgeleerdheid en werd in 710 priester gewijd.
Men had hem daar gaarne behouden, doch hij wilde naar het land der voorvaderen om hen die nog heidenen waren tot het Christendom te bekeren.Hij zou in Friesland beginnen, doch toen hij in 716 met 3 gezellen te Duurstede kwam, vernam hij dat Willibrord, onder wiens leiding hij zich wilde stellen, het missieterrein had moeten verlaten. Weldra keerde hij terug naar zijn abdij. Hier kozen de monniken hem tot abt, doch hij weigerde, daar hij zijn plan niet had opgegeven. In 718 vertrok hij naar Rome aan het hoofd van een gehele schaar Angelsaksische pelgrims. Paus Gregorius II hield hem verscheidene maanden bij zich en liet hem toen met de nodige aanbevelingen naar Friesland teruggaan. Bij deze gelegenheid veranderde de paus zijn eigenlijke naam Winfried in Bonifacius, ter ere van de heilige martelaar van die naam, wiens feest juist gevierd werd.
Willibrord, opnieuw te Utrecht, wilde hem tot zijn opvolger wijden; doch Bonifacius smeekte hem daarvan af te zien en trok na drie jaar samenwerken, naar Hessen. In 722 riep Gregorius II hem naar Rome terug en wijdde hem 30 Nov. tot bisschop.
Weer terug in Hessen, ging hij voort met het heidendom te bestrijden en velde bij Geismar de heilige eik van Donar, tot grote schrik der omstanders, die, toen zij zagen dat de verwachte wraak der goden uitbleef, gemakkelijk voor het Christendom werden gewonnen. Verplicht om bij de hofmeiers steun te zoeken, was het voor hem erg pijnlijk, dat hij aldus ook in contact moest komen met onwaardige priesters en hij schreef daarover herhaaldelijk naar Rome; want alhoewel nooit besluiteloos, was hij toch ook teder van geweten. In Thüringen vooral had hij veel last van zulke geestelijken. Daarom zocht hij meer en meer zijn heil in het stichten van monnikenkloosters. Ook nonnen stonden hem trouw ter zijde om de vrouwelijke jeugd op te voeden en te beschaven. Van paus Gregorius III kreeg Bonifacius het pallium, met de opdracht om andere bisschoppen te wijden en de Kerk in Duitsland nog hechter te organiseren.
In 738-739 was hij wederom lange tijd te Rome. Daarna begon voorgoed, onder zijn krachtige leiding, de kerkelijke organisatie of reorganisatie in Beieren, Thüringen, Hessen en het land der Franken. In 744 stichtte hij de abdij Fulda en om aan de monniken de grootst mogelijke bewegingsvrijheid te verzekeren, stelde hij hen onder het onmiddellijk gezag van de paus (exemptie van de bisschoppelijke jurisdictie). Zulk een voorliefde had hij voor deze stichting, dat hij er ook wilde begraven worden. Toch trok hem zijn geloofsijver naar buiten. Nog op zijn oude dag, na enige jaren als bisschop te Mainz te hebben geresideerd (in den beginne had hij geen bepaalde bisschopszetel), besloot hij, nogmaals de kans te wagen onder de heidenen van Friesland.
Aanvankelijk ging alles naar wens, doch de tegenstand werd zo heftig, dat de nieuwbekeerden bang werden zich te vertonen. Bij zulk een gelegenheid overvielen de afgodendienaars het kamp van Bonifacius en doodden hem, samen met 52 gezellen, dicht bij Dokkum. Na een bloedige wraak namen de Christen-Friezen bezit van de lichamen hunner martelaren, doch dat van Bonifacius werd overgebracht naar Mainz, en vervolgens naar Fulda, waar het onder grote volkstoeloop in de kerk werd bijgezet. Zijn graf in de ruime crypt van de dom is het godsdienstig middelpunt van katholiek Duitsland geworden; hier heeft ook alle jaren de Conferentie der Pruisische Bisschoppen plaats. Feestdag 5 Juni. Naast de christianisering van heidense gebieden in Duitsland is het de grote verdienste van Bonifacius geweest, dat hij de Frankische kerk, die tot een landskerk was vervallen, weer heeft weten te verenigen tot de éne algemene kerk.
Lit.: J. P. Muller, Bonifacius, Eene kerkhist. studie (Amsterdam 1870); G. Kurth, Saint Boniface (1924); W. Lampen O.F.M., Willibrord en Bonifacius (A’dam 1939, in serie Patria); The Letters of Saint B., transl. by Ephr. Emerton (Col.
Univ. Press 1940); Duckett, Anglo-Saxon Saints and Scholars (1947). De verscheidene brieven en preken, die van Sint Bonifacius bewaard zijn gebleven, zijn verzameld in tom. 99 van J. P. Migne, Patrologia Latina.