Italiaans componist en cellovirtuoos (Lucca 19 Febr. 1743-Madrid 28 Mei 1805), maakte met de violist F. Manfredi concertreizen o.m. in 1768 naar Parijs en in 1769 naar Madrid, waar Boccherini zich vestigde eerst als kamermusicus van Infant Luiz en na diens dood in 1785 als kapelmeester aan het hof van de koning.
De opdracht van een compositie aan Frederik Willem II van Pruisen verschafte hem de eretitel: hofcomponist. Tot de dood van deze vorst in 1797 schreef Boccherini uitsluitend voor hem. Zijn kapelmeestersambt schijnt hij verloren te hebben, want zijn laatste levensjaren bracht hij in armoede door.Als componist was hij buitengewoon vruchtbaar. In een door de jaren heen onveranderde stijl van voortreffelijk voor de instrumenten geschreven, virtuoos klinkende, zij het niet diep ontroerende, muziek schreef hij honderden kamermuziekwerken, zoals 27 vioolsonates, 6 cellosonates, 72 strijktrio’s, 102 strijkkwartetten, 125 strijkkwintetten, 12 klavierkwintetten, 18 andere kwintetten, 16 sextetten, 2 octetten en een aantal kleinere werken. Voorts schreef hij voor orkest 20 symphonieën, 4 celloconcerten, een serenade; kerkmuziek (mis, Stabat Mater, kerstcantate) en 2 oratoria. Enkele kamermuziekwerken en een celloconcert worden nog regelmatig uitgevoerd, terwijl het menuet uit een van zijn kwintetten buitengewoon populair is.
Lit.: L. Picquot, Notice sur la vie et les ouvrages de L. B. (1851); G. Malfatti, L. B. (1905).