Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Boeotië

betekenis & definitie

(Gr .: βοιὠσια Boiótia, Nieuwgrieks Viotía) is de naam van een oud landschap van Griekenland, tussen Megaris, Attika, de Straat van Euboea, het Opuntische Locris, Phocis en de Golf van Korinthe gelegen. Het land kan verdeeld worden in vijf hoofdafdelingen: de Kopaïsvlakte, de Thebaanse vlakte (Aonion Pedion), het laagland van de Asopos en de kuststreek aan de Euboeïsche en Korinthische Golf.

De Kopaïsvlakte is een keteldal, dat geheel wordt ingesloten door de Helikon en zijn uitlopers, in het N. door het Akontion (tegenwoordig Durduvana) gebergte en het Hyphantion (tegenwoordig Mavrovuno) gebergte en de Opuntische bergen met hun uitlopers. Met de Golf van Euboea staat het slechts door onderaardse kanalen (Karst-afwatering) in verbinding. Uit Phocis komt bij Cheronea de Kephisos als hoofdstroom des lands. Zij vormt met verschillende andere riviertjes het meer van Kopaïs, waarvan het water door ongeveer 20 onderaardse kanalen (katabothren) naar de Golf van Euboea gevoerd wordt. De Minyers, die uit het O. naar deze streken trokken en zich als voortreffelijke waterbouwkundigen deden kennen, besteedden veel zorg aan het openhouden der katabothren, om daardoor het meer te doen inkrimpen en de landerijen tegen overstromingen te vrijwaren. Ook wierpen zij dijken op, die tegelijkertijd als verbindingswegen dienst deden.

Tegenwoordig weet men de meerbodem wel droog te houden en voor katoenaanplant te gebruiken. De oude ontwateringswerken zijn bij de drooglegging van het meer door de Fransen aan het licht gekomen. Alexander de Grote liet door Krates een kunstig „emissarium”, een mijngang met loodrechte luchtschachten, aanleggen en wel van de N.O. punt in de richting naar Larymna. Nadat deze werken vervallen waren, is deze streek zeer moerassig geworden. Ten Z. van de Phoenicion (tegenwoordig Megali Eleüsa) en Hypaton (tegenwoordig Sagmatas) liggen de Hylische en de Thebaanse vlakte, de eerste met het Hylike meer (nu Ano-Likeri), dat met het meer van Kopaïs onderaards verbonden is, de laatste, een mooie landstreek, wordt door de Ismenos en de Dirce besproeid.Het klimaat van het land is over het algemeen ruwer dan in het overige Griekenland. De streken der Kopaïsvlakte zijn ongezond. De zomer is zoel, de winter is rijk aan sneeuw; stormen komen er veel voor. Ook aardbevingen zijn niet zeldzaam. De hoofdproducten waren zwarte en grijze marmer, witte kleiaarde bij Aulis, zout, ijzer, vele houtsoorten, koren, vooral voortreffelijke tarwe, groenten en ooft, wijn (de beste soorten op de kalkbodem van Tanagra) en riet uit het meer van Kopaïs. Prachtige weiden met talrijke kudden runderen en schapen en de beste paarden van Griekenland vond men in de omstreken van Orchomenos, Thebe en Thespiae; ook vele soorten wild en purperslakken (bij Anthedon) kwamen er voor.

Als de oudste bewoners van Boeotië worden doorgaans genoemd de Minyers, wier hoofdplaats Orchomenos was en de Kadmeeërs, die dikwijls als Phoeniciërs aangeduid worden (zie Kadmos). Al deze volken werden onderworpen door de Aeolische (dus aan de Thessaliërs verwante) Boeotiërs, die volgens de sage al vroeg uit Thessalië zouden zijn gekomen. Tot in de 6de eeuw v. Chr. hebben dezen van Thebe uit gestreden met de oorspronkelijke bevolking in de andere steden, met name Plataeae, Tanagra, Thespiae en Koroneia; daarna was alles onder Thebe verenigd in een bondsstaat. Het bestuur was in de meeste steden aristocratisch. Aan het hoofd van de Bond stonden de boiotarchen, aan wie de politieke en militaire bevoegdheden waren toevertrouwd.

Een sacraal middelpunt vond de Bond in de tempel van Athena Itonia bij Koroneia, waar de Pamboiotia (Gezamenlijk-boeotisch feest) werden gevierd. In de Perzische oorlogen was Boeotië met uitzondering van Plataeae, dat in de slag bij Marathon hulp verleende, op de hand der Perzen. Thebe werd hiervoor gestraft, doch herwon na langdurige oorlogen met Athene in 447 zijn leidende positie. In de Peloponnesische oorlog was Thebe op de hand van Sparta, daarna van Athene. Zijn grootste macht bereikte het van 371-362 onder Epaminondas en Pelopidas, nadat het in de slag bij Leuktra (371) Sparta had overwonnen. Het had toen de hegemonie in Griekenland, en brak door de bevrijding van Messenië Sparta’s macht.

In 335 werd het door Alexander de Grote verwoest, maar in 316 door Cassander hersteld. Daarna speelde het een wisselende rol in GriekenIands strijd met Macedonië. In 171 werd de Bond ontbonden. Hij schijnt echter spoedig weer hersteld te zijn en, zij het in naam, nog tot in de keizertijd te hebben voortbestaan. In de middeleeuwen en onder de Turkse heerschappij was niet langer het vervallen Thebe, maar Livadia (het oud Lebadeia, ten W. van Thebe) de hoofdplaats, waarnaar ook het landschap de naam Livadia ontving.

De inwoners van Boeotië werden in de Oudheid, met name door de Atheners, beschouwd als ruw, materialistisch en onvatbaar voor beschaving. Toch was er de toonkunst bijzonder in ere en heeft het land talrijke dichters en geschiedschrijvers opgeleverd; de voornaamste zijn Hesiodus, Pindarus en Plutarchus.

Lit.: zie Griekenland, geschiedenis; voorts W. Rhys Roberts, The ancient Boeotians (1895); F. R. Grace, Archaic Sculpture in Boeotia (Oxf. U.Pr. 1940).

< >