in de Oudheid twee afzonderlijke landschappen in Midden-Griekenland, beide door Locriërs bewoond. Het westelijk landschap aan de Golf van Korinthe tussen Aetolië, Doris en Phocis gelegen, is een woeste bergstreek, tot het gebergte van de Parnassus en de Korax behorende, en alleen bij de grenzen van Phocis breidt een vruchtbare vlakte zich uit, waarin de stad Amphissa lag.
De bewoners, de Ozolische Locriërs genaamd, stonden als ruw bekend; in politiek opzicht hadden zij weinig invloed. Hun zeevaart, vroeger bloeiend, leed grote schade van de Korinthiërs en Atheners. Het oostelijk landschap is een vruchtbaar kustgewest, ten N. van Phocis, langs de Golf van Euboea gelegen. Zijn inwoners droegen de naam van Eoeïsche of ook (naar de hoofdstad Opus) van Opuntische Locriërs. Die van het N.W. gedeelte heetten ook Epiknemidische of Hypokncmidische Locriërs. De nationale held der Oostlocriërs, wiens beeld ook op hun munten staat, was Ajax, zoon van Oïleus.