vorst B. van Wahlstatt, Pruisisch veldmaarschalk, de bekende tegenstander van Napoleon I (Rostock 16 Dec. 1742 - Krieblowitz, Silezië, 12 Sept. 1819), begon zijn loopbaan in 1756 in een Zweeds huzarenregiment. Door de Pruisen in 1760 gevangen genomen, ging hij in dienst van dezen over.
In deze jaren was hij een echt avonturier. Na enige conflicten met zijn superieuren werd hij zelfs in arrest gesteld. Pas in 1787 keerde Blücher in het leger terug, maakte in dat jaar de veldtocht in de Republiek tegen de Patriotten mee en onderscheidde zich in 1793 en 1794 als kolonel der rode huzaren in de veldtochten tegen de Franse republiek. In 1806 maakte hij de slag bij Auerstedt mee, werd op de terugtocht van de rest van het leger afgedrongen en zag zich verplicht, 7 Nov. met 6000 man te Ratkow te capituleren. Na de Vrede van Tilsit (1807) werkte hij met von Scharnhorst en von Gneisenau voor de herleving van Pruisen.Toen de koning in Mrt 1813 zijn volk te wapen riep, werd Blücher aan het hoofd gesteld der troepen. Gedurende de voorjaarsveldtocht moest hij zich schikken naar de uiterst voorzichtige defensieve strategie van de Russische veldheer von Wittgenstein. De bekende bijnaam „Maarschalk Voorwaarts” ontving hij het eerst van de Russen. De wapenstilstand van 4 Juni kwam hem zeer ongelegen, maar met des te groter blijdschap begroette hij het hervatten der vijandelijkheden, waarbij hem het opperbevel werd toevertrouwd over het Silezische leger met von Gneisenau als chef van zijn staf. De Russen evenwel schenen zijn leger enkel als een hulpleger te willen beschouwen, zodat hij verklaarde, dat hij in zodanig geval het bevelhebberschap nederlegde. Hij kreeg zijn zin, en na het openen van de veldtocht trok hij dadelijk het initiatief aan zich en slaagde er in, de Franse generaal Macdonald de 26ste Aug. aan de Katzbach verpletterend te verslaan.
Hij drong nu voortdurend verder in de Lausitz, verijdelde door behendige bewegingen de aanvallen van Napoleon, bewerkstelligde 3 Oct. de overtocht over de Elbe bij Wartenburg, en sloeg 16 Oct. maarschalk Marmont bij Möckern. Twee dagen later plaatste hij zich onder het opperbevel van de kroonprins van Zweden en drong 19 Oct. stormenderhand Leipzig binnen. Zodra mogelijk vervolgde hij de vijand tot aan de Rijn en trok op Nieuwjaarsdag van 1814 over die rivier bij Kaub.
Ook op het Franse grondgebied behield hij het initiatief. Terwijl de verbonden monarchen zich in het hoofdleger door onderhandelingen met Napoleon lieten terughouden, wendde hij zich naar Parijs, behaalde een belangrijke overwinning bij La Rothière (1 Febr.) en trok aan het hoofd van een gedeelte van zijn troepen naar de Marne en tot aan Meaux. Hierdoor kwam hij in een netelige positie, moest na diverse echecs op Chalons terugtrekken, scheidde zich echter weldra van het hoofdleger af en rukte ten tweeden male voorwaarts naar de hoofdstad, om hierdoor de overige troepen van de vervolging van Napoleon te bevrijden. Zijn stap werd goedgekeurd; hij ontving versterking, wierp Marmont bij Sézanne terug en trok bij La Ferté over de Marne, won 9 en 10 Mrt bij Laon de veldslag op Napoleon en opende hierdoor voor de verbonden mogendheden de weg naar Parijs. Friedrich Wilhelm III benoemde hem tot vorst van Wahlstatt, een plaatsje aan de Katzbach, en gaf hem Trebnitz in Silezië.
Toen er bericht kwam, dat Napoleon geland was, vertoonde hij zich te Berlijn, onder toejuiching van het volk, in zijn uniform als veldmaarschalk en drong aan op spoedig en krachtig handelen. Benoemd tot opperbevelhebber van het Pruisische leger, stond hij midden Juni met zijn leger aan de Maas en de Sambre en leverde de 16de van die maand de slag bij Ligny, die hij verloor, en waar zijn leven door een val van zijn paard groot gevaar liep. Doordat von Gneisenau de Pruisische terugtocht in de richting van het hoofdleger onder Wellington deed plaats vinden, droegen de Pruisen het hunne tot de eindoverwinning bij door op 18 Juni te rechter tijd op het slagveld van Waterloo te verschijnen. Onvermoeid vervolgde hij daarna de vluchtende vijand en stond spoedig ten tweeden male voor de versterkte wallen van Parijs. Hij verwierp het aanbod van een wapenstilstand, sloeg de vijand bij Sèvres, Plessis, Piquet en Issy, dwong de hoofdstad te capituleren, het leger terug te trekken en trok de 7de Juli Parijs binnen. Hij nam deel aan de vredesonderhandelingen en verlangde toen reeds, wat later (in 1871) geschieden zou, nl. dat Frankrijk Elzas en Lotharingen zou afstaan.
DR J. S. BARTSTRA
Lit.: J. Scherr, Bl., seine Zeit und sein Leben (6de dr., 1909); Herold, G. L. v. Bl. (1921).