eigenlijk Heilwige Bloemaerts, waarschijnlijk een dochter van de schepen Willem Bloemaerts, leefde te Brussel in het begin van de 14de eeuw en zou een „serafijnsche minne” gepredikt hebben, die door Pomerius, Ruusbroec’s biograaf, als ketterij wordt gebrandmerkt en, steeds volgens Pomerius, te Brussel aanhang hebben gewonnen.
Indien zij de schependochter is, bevreemdt dat alles zeer, daar deze het vertrouwen van de clerus genoot. Indien zij het niet is, blijft het daarentegen wegens haar aanhang vreemd, dat geen enkele tijdgenoot zich, met het gebruik van haar naam, over haar heeft uitgelaten. Verder kunnen wij wegens de taal en de historische toespelingen op 13de-eeuwse toestanden in het oeuvre van Hadewijch, de pogingen om Bloemardinne met Hadewijch te vereenzelvigen, als gefaald beschouwen.
PROF. DR STEPHANUS AXTERS, O.P.
Lit.: E. van Even, Bloemardinne, de Brusselsche ketterin, in Versl. en Meded. der Kon. VI. Ak. (1894); J. van Mierlo, S. J., Was Hadewijch de ketterin Blomardinne, in Dietsche Warande en Belfort (1908), t. II.