Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Bloedschande (algemeen)

betekenis & definitie

ook wel incest (naar Lat.: incestos, oorspr. „sacraal onrein”) genoemd, duidt in het algemeen geslachtsgemeenschap tussen nauwere verwanten aan. Een dergelijke gemeenschap kan in principe nooit een huwelijk worden.

Bloedschande is een ongeoorloofde verhouding, zij verwekt aversie en de bloedschenners kunnen zeer zwaar worden gestraft. Het begrip bloedschande is niet bij alle volken hetzelfde. Wel wordt nagenoeg steeds sexueel verkeer tussen ouders en kinderen en broer en zuster afgekeurd en meent men dat dit schadelijke gevolgen zal hebben voor de gemeenschap in de vorm van epidemieën, natuurrampen, enz.Ten aanzien van het ontstaan van het begrip bloedschande zijn talrijke hypothesen geopperd. Het aantal daarvan wijst er reeds op, dat er nog weinig zekerheid hieromtrent bestaat. Wel is men het er over eens dat de aversie, die gevoeld wordt met betrekking tot de bloedschande niet aangeboren is.

Freud gaat in zijn Totem und Tabu uit van de voorstelling, dat de oermens in kuddeverband zou hebben geleefd. Alle vrouwen van de groep zouden de groepsleider hebben toebehoord, die daarom de volwassen wordende jongere mannelijke leden zou hebben uitgebannen. Deze jongeren zouden in opstand zijn gekomen tegen hun vader en deze hebben uitgeschakeld, waarna zij uit wroeging over het gebeurde en om herhaling te voorkomen de regel zouden hebben opgesteld, dat voortaan de man zijn vrouwen buiten de eigen groep zou hebben te kiezen (exogamie). De vader zou sindsdien niet meer met zijn dochter mogen verkeren en de jonge mannen niet met hun zusters en hun moeder. Zo zou ook het verbod van huwen tussen oom en nicht, tante en neef en bepaalde neven en nichten onder elkaar zijn ontstaan. Aangezien de nieuwere ethnologie wel heeft aangetoond dat dit beeld van de oersamenleving, door Freud gegeven, van elke grond ontbloot is, is ook zijn hypothese omtrent de bloedschande ten enenmale onaanvaardbaar.

Andere hypothesen, door ethnologen gegeven, komen in zoverre met die van Freud overeen, dat zij de incestverboden eveneens uit hypothetische vroegere samenlevingsvormen of magisch-religieuze voorstellingen trachten te verklaren.

Deze en dergelijke theorieën kunnen voor het ontstaan van het bloedschande-begrip niet worden aanvaard. Het was Westermarck, die de incestgedachte op geheel andere wijze verklaarde. Geregelde omgang van personen van verschillend geslacht maakt, dat de sexuele attractie veel geringer wordt. Vandaar dat men zich sexueel vooral tot de vreemde voelt aangetrokken. Dit gebrek aan sexuele attractie is tot aversie geworden.

Hoewel niet kan worden ontkend, dat in deze hypothese een grond van waarheid schuilt, kan zij toch niet de bloedschande geheel verklaren. De geringe attractie, die degenen, die elkaar goed kennen voor elkaar hebben, zal hebben meegewerkt; ze verklaart zeker niet alles. Wij weten immers, dat in de kleine primitieve gemeenschappen, waar neven en nichten zeker evenveel met elkaar verkeren als broer en zuster, bepaalde neef-nicht-huwelijken juist de voorkeur hebben. Van jongsaf weet de jongen dan met welk meisje hij uit het dorp zal huwen en omgekeerd.

Ter verklaring moet zeker nog een ander element worden aangevoerd en wel het gezagselement. Wij vinden dit zowel door Dürkheim, als door Malinowski, en door Brenda Seligman genoemd. Zonder het verbod van bloedschande zou een vader met zijn dochter verkeren en daarmee zijn autoriteit inboeten. Hij zou om zijn dochter moeten werven en deze zou zijn gelijke worden. Een bloedschennig huwelijk zou het gezin doen ineenstorten en het gezin is de basis van iedere menselijke samenleving. De vader zou zijn zoons hebben verboden wat hij zichzelf zou hebben ontzegd (Seligman) of wel beter de broer en zuster behoren als familieleden bij elkaar en deze samenbinding legt hun evenals de vader verplichtingen van maatschappelijke omgang op, die moeilijk met de sexuele liefde te verbinden zijn (Dürkheim).

De gezagsverhouding, die verloren raakt wanneer zij gecombineerd wordt met die van de sexuele liefde, is ter verklaring van het ontstaan van de bloedschande daarom zo belangrijk, omdat bij nadere beschouwing blijkt dat voor vele volken de bloedschande slechts één van de vormen van ongeoorloofde verhoudingen is. Het woord in-castus (on-kuis) betekent bij de Romeinen ongeoorloofd sexueel verkeer en kan slaan op de bloedschande in engere zin, doch tevens op mésalliance, overspel en dergelijke. Ook in Ned.-Indië is het zo. Het woord (mar)soembang bijv. betekent bij verschillende Indonesische volken hetzelfde als incastus en de schuldigen aan alle marsoembang worden op dezelfde wijze gestraft. Wel maakt men onderscheid tussen lichte en zware soembang, maar deze onderscheiding valt niet samen met die van de bloedverwantengemeenschap en andere soorten „incest”.

Merkwaardig is ook te constateren dat theorie en practijk ten aanzien van de bloedschande zeer ver van elkaar kunnen staan. Het blijkt uit de berichten, dat het ondanks een volstrekte afwijzing van zulk verkeer, toch vrij veel voorkomt. Men neemt vaak enkel maatregelen wanneer bij epidemieën of misgewas e.d. de bloedschande als oorzaak daarvan gezien wordt. Tot een huwelijk zal het, wat theoretisch niet aanvaardbaar is, soms toch nog wel kunnen komen, wanneer er maar de nodige zoenoffers worden gebracht.

PROF. DR H. TH. FISCHER

Lit.: J. F. McLennan, Studies in ancient history (London 1896); J. G. Frazer, Totemism and exogamy, dl IV (London 1910); E. Westermarck, The history of human marriage, 5th ed. dl II (London 1921); E.

Dürkheim, La prohibition de l'inceste et ses origines. L’année sociologique, 1 (1898), blz. 1-70; S. Freud, Totem und Tabu, 3. Aufl. (Leipzig 1922); B. Malinowski, Sex and repression in savage society (London 1927); Brenda Z. Seligman, Incest and descent, in Journal of the R.

Anthrop. Inst. of Great Britain a. Ireland, 59 (1929), blz. 231-272; Idem, The incest barrier; its rôle in the social organization. The British Journal of psychology. Gen. Sect. 22 (1932), blz. 250-276; Lord Raglan, Incest and exogamy, in Journal of the R.

Anthrop. Inst. of Great Britain a. Ireland, 61 (1931), blz. 167-180; A. Guarino, Studi sull’incestum, Ztschr. f. Rechtsgesch, R. A.

Bd 63 (1943)i St. Juul, Die Inzestregeln i. d. indoeurop. Rechten, in Classica et Mediaevalia dl II (1939), blz. 27-54; O. Schrader, in Reallex. d. indogerm. Altertumskunde II (1929), blz. 599 vv: „Verwandtenehe”.

< >