Nederlands letterkundige (Oostvliet 13 Apr. 1639 - Amsterdam begr. 6 Dec. 1672), promoveerde te Leiden in de rechten (1660) en vestigde zich in 1662 als advocaat te Amsterdam. In 1670 werd hij regent van de Amsterdamse Schouwburg; hij was een der voornaamste tegenstanders van Nil volentibus arduum en stond de romantische richting op het toneel voor.
Van hem zijn zes toneelstukken bekend (w.o. het blijspel De malle wedding, naar het Frans van Boisrobert, 1671), verder enige dichtbundels en vertalingen.Bibl.: Geslacht-boom der goden en godinnen (Leyden 1661, 2de dr., 1669); Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne (Amst. 1663).
Lit.: J. te Winkel, Bladzijden uit de geschiedenis der Ned. letterkunde (1882); J. A. Worp, Gesch. van de Amst. Schouwburg (1920).