Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Binder, julius

betekenis & definitie

Duits rechtsgeleerde (Würzburg 12 Mei 1870 - 28 Aug. 1938), werd in 1900 gewoon hoogleraar te Erlangen, in 1913 te Würzburg en in 1919 te Göttingen, tot 1937. Aanvankelijk hield hij zich bezig met Romeins recht en Burgerlijk recht (Die Korrealobligationen nach dem röm. u. dtschen Recht (1899), Die rechtliche Lage der Erben, 3 dln (1901-1904) en zijn werk Die Plebs (1909) dat om zijn stoutmoedige theorieën de aandacht trok), maar de grootste naam verwierf hij als auteur van Rechtsnorm und Rechtspflicht, Der Wissenschaftscharakter der Rechtswissenschaft, Über kritische und metaphysische Rechtsphilosophie, en van een System der Rechtsphilosophie (Berlin 1924, 2de dr., 1937).

Hij heeft zich allereerst naam gemaakt door zijn bijdrage tot de theorie der rechtspersoonlijkheid. Hij ziet de rechtspersoon, bepaaldelijk de stichting, als een bijzondere eigendomsrelatie, waarbij de bestuurders , in hun hoedanigheid, als eigenaren fungeren. Als rechtsfilosoof stond hij aanvankelijk op positivistisch, later op Kantiaans, en ten tijde van het eerste verschijnen van zijn System op Hegeliaans standpunt. Reeds toen was echter een sterke neiging tot de „Lebensphilosophie” merkbaar, alsmede een streven om rechtswijsgerige vraagstukken te beschouwen onder de gezichtshoek van politiek en partijwezen. De tweede druk van het System getuigt van een verdere ontwikkeling in deze richting, onder aanvaarding der nationaal-socialistische leerstellingen, waarbij dan de zgn. universalistische gedachte in de „Führerstaat” verwerkelijkt wordt geacht (ook in: Der Deutsche Volksstaat, 1934); deze editie mist daardoor de wetenschappelijke waarde, die aan de eerste, ondanks wijdlopigheid en teveel aan dogmatiek, niet kan worden ontzegd.Lit.: B. Bauch, 4 Beitr. z. Philos. d. dtschen Idealismus, p. 57; Sauer, in Ztschr. f. die gesamte Strafrechtswiss., Bd 46, p. 309; B. Horvath, in Ztschr. f. öff. R., dl VI (1927), blz. 107 w.; Lüben Dikoff, in Archiv f. Rechts- u.

Wirtschaftsphil., Bd 32 (1938-’39), blz. 421-428; Norberto Bobbio, in Studi Giurid. dedicati alla memoria di G. Segrè (1943), blz. 87-99; V. Palazzolo, La filosofia del diritto di Julius Binder (Milano 1947).

< >