Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Binche

betekenis & definitie

stadje in de Belgische prov. Henegouwen, op oneffen klei-, mergel- en schieferbodem (354 ha); boomgaarden, lederbewerking, kledingindustrie.

Inw. (1945) 10.725. Binche was een geliefde verblijfplaats der graven van Henegouwen, en kreeg stadsrecht in de 12de eeuw. In 1306, 1325 en 1532 werd het door hevige branden geteisterd; in 1554 geplunderd en verwoest door Franse troepen; in 1578 tweemaal belegerd; in 1654, ’74 en ’77 weer ingenomen en geplunderd. Als vesting had het sindsdien geen belang meer. De St Ursmaruskerk, deels Romaans (12de eeuw), deels Gothisch (1554), prijkt met een witmarmeren doksaal. Het stadhuis bezit gedeelten uit de 16de eeuw, maar werd herbouwd in 1774; het heeft een belfort met beiaard.

Vermaard is het carnavalfeest, dat zou herinneren aan de feesten van 1540 tot viering van de verovering van Peru. De „Gilles” bootsen in hun dracht de kleding der Inca’s na.Lit.: Lejeune, Hist. de la ville de B. (2 dln, Binche 1887); Derbaix, B. (Mons 1928); Idem, Les châteaux de B. (Mons 1930); Idem, Les monuments de B. (Bruxelles 1920); Devreux, Le château de B. (Mons 1930); Meurisse, B., son carnaval, ses Gilles (Binche 1922); Glotz, L’origine du Gille de B. (Ronse 1945).

< >