Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Biechtstoel

betekenis & definitie

de stoel waarin biecht wordt gehoord, oorspronkelijk een losse zetel, is na het Concilie van Trente een vast meubel geworden, met zetel voor de biechtvader en aan één of twee zijden een ruimte voor de biechteling, die geknield, door een opening van dun traliewerk in het scheidingsschot met hem kan spreken. In het N. is de biechtstoel gewoonlijk meer afgesloten dan in het Z.

Een lage deur geeft toegang tot de zetel van de biechtvader; de ruimte voor de biechteling wordt naar buiten door een gordijn afgesloten. Bij de Christenen in het O. is het nog altijd de gewoonte, dat de priester staande biecht hoort en heeft men dus geen biechtstoel nodig. Mannen mogen volgens het Kerkelijk Recht (can. 909-910) buiten de biechtstoel hun zonden belijden; vrouwen nooit, dan alleen bij ziekte. De biechtstoel bevindt zich gewoonlijk aan de zijwand van de kerk, is soms sierlijk bewerkt, voorzien van beeltenissen van boeteheiligen als Sint Jan de Doper, Maria Magdalena. Roermond en Grave hebben fraaie exemplaren.

< >