biechtstoel
...
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-en), kerkmeubel (tegen een der wanden geplaatst) voor het afnemen der biecht; van voren halfgesloten stoel, in het midden een zetel voor de priester, aan weerszijden door een houten wand met een opening of traliewerk afgescheiden van de knielhokjes der biechtelingen.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Marc De Coster (2020-2025)
(1914-1918) (Vlaanderen, sold.) borrel. • Biechtstoel. Vl. Onomatopeeische vervorming van het Fr. ‘bistouille’ voor borrel. (Tony R. De Bruyne: Soldatentaal 1914-1918. 1994)
Wiktionary (2019)
biechtstoel - Zelfstandignaamwoord 1. een meubelstuk dat bedoeld is voor het aanhoren en afleggen van de biecht Woordherkomst samenstelling van biecht(werkwoord) en stoel
Getty Research Institute (1990)
biechtstoel - Kleine cabines uitgerust met een zitplaats voor een priester en met een scherm of rooster waardoorheen de biechteling met de priester, die verborgen is, kan praten.
Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)
een kerkelijk meubel, waarin de biecht gehoord wordt. Bestaat uit een ruimte, waarin een zetel voor den → biechtvader, aan een- of weerszijden voorzien van een met tralies doorbroken wand, waarachter de → biechteling op een knielbankje plaats neemt. Volgens plaatselijk gebruik zijn die ruimten, ofwel met gordijnen of met deuren afgesloten...
Prof. dr. J.C. Groot (1955)
is een zodanig gebouwd meubel, dat de zitplaats van de biechtvader door een wand met openingen van traliewerk is afgescheiden van de knielbank voor de biechteling. De oorsprong schijnt terug te gaan op Carolus Borromeüs. Vaak bevinden zich aan weerszijden van de zetel knielbanken. Het geheel is gewoonlijk afgesloten met deuren en/of gordijnen....
E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)
de stoel waarin biecht wordt gehoord, oorspronkelijk een losse zetel, is na het Concilie van Trente een vast meubel geworden, met zetel voor de biechtvader en aan één of twee zijden een ruimte voor de biechteling, die geknield, door een opening van dun traliewerk in het scheidingsschot met hem kan spreken. In het N. is de biechtstoel...
M. J. Koenen's (1937)
m. biechtstoelen (R.-K. kamertje [tegen een der kerkwanden geplaatst] van voren gedeeltelijk open, door twee beschotten in drie ruimten verdeeld: de zitplaats van den biechtvader in het midden, aan weerszijden de plaats voor den biechteling, die door een in de beschotten aangebracht tralieluik zijn biecht spreekt).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: