Wat is de betekenis van Biechtstoel?

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Biechtstoel

m. (-en), kerkmeubel (tegen een der wanden geplaatst) voor het afnemen der biecht; van voren halfgesloten stoel, in het midden een zetel voor de priester, aan weerszijden door een houten wand met een opening of traliewerk afgescheiden van de knielhokjes der biechtelingen.

2025-07-15
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

biechtstoel

(1914-1918) (Vlaanderen, sold.) borrel. • Biechtstoel. Vl. Onomatopeeische vervorming van het Fr. ‘bistouille’ voor borrel. (Tony R. De Bruyne: Soldatentaal 1914-1918. 1994)

2025-07-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

biechtstoel

biechtstoel - Zelfstandignaamwoord 1. een meubelstuk dat bedoeld is voor het aanhoren en afleggen van de biecht Woordherkomst samenstelling van biecht(werkwoord) en stoel

2025-07-15
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

biechtstoel

biechtstoel - Kleine cabines uitgerust met een zitplaats voor een priester en met een scherm of rooster waardoorheen de biechteling met de priester, die verborgen is, kan praten.

2025-07-15
Kerkelijk woordenboek

Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)

Biechtstoel

een kerkelijk meubel, waarin de biecht gehoord wordt. Bestaat uit een ruimte, waarin een zetel voor den → biechtvader, aan een- of weerszijden voorzien van een met tralies doorbroken wand, waarachter de → biechteling op een knielbankje plaats neemt. Volgens plaatselijk gebruik zijn die ruimten, ofwel met gordijnen of met deuren afgesloten...

2025-07-15
Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

BIECHTSTOEL

is een zodanig gebouwd meubel, dat de zitplaats van de biechtvader door een wand met openingen van traliewerk is afgescheiden van de knielbank voor de biechteling. De oorsprong schijnt terug te gaan op Carolus Borromeüs. Vaak bevinden zich aan weerszijden van de zetel knielbanken. Het geheel is gewoonlijk afgesloten met deuren en/of gordijnen....

2025-07-15
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Biechtstoel

de stoel waarin biecht wordt gehoord, oorspronkelijk een losse zetel, is na het Concilie van Trente een vast meubel geworden, met zetel voor de biechtvader en aan één of twee zijden een ruimte voor de biechteling, die geknield, door een opening van dun traliewerk in het scheidingsschot met hem kan spreken. In het N. is de biechtstoel...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

biechtstoel

m. biechtstoelen (R.-K. kamertje [tegen een der kerkwanden geplaatst] van voren gedeeltelijk open, door twee beschotten in drie ruimten verdeeld: de zitplaats van den biechtvader in het midden, aan weerszijden de plaats voor den biechteling, die door een in de beschotten aangebracht tralieluik zijn biecht spreekt).