Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 24-01-2022

Bevriezing

betekenis & definitie

(1 natuurkunde) noemt men de overgang van de vloeibare in de vaste aggregatietoestand bij een lage temperatuur. Deze laatste loopt voor de verschillende stoffen zeer uiteen en wordt met de naam vriespunt (z thermometer) bestempeld.

Zo is het vriespunt van water o gr. G., dat van kwik —39 gr. C. Alkohol bevriest bij een temperatuur van —130,5 gr. C., zwavelwaterstof bij een van ■—116 gr. C.

De overgang van de vloeibare in de vaste aggregatietoestand heet in het algemeen stollen en de temperatuur, waarbij dit plaats heeft, het stollingspunt resp. smeltpunt (z smelten). Bevriezen is derhalve een bijzonder geval van stollen. Laatstgenoemde uitdrukking gebruikt men voor het vast worden bij alle warmtegraden, terwijl bevriezen slechts gebezigd wordt voor het stollen bij een temperatuur van o gr. C. of lager.(2 geneeskunde), of congelatio noemt men de plaatselijke of algemene veranderingen, die ontstaan door afkoeling; in weerwil van zowel de Nederlandse als de Latijnse benaming moet hierbij niet in de eerste plaats gedacht worden aan ijsvorming: deze komt in de weefsels slechts zelden voor; evenmin als voor het ontstaan van brandwonden een bepaalde, vaste temperatuur vereist wordt, is voor „bevriezing” het vriespunt beslissend voor de veroorzaakte veranderingen. Mededelingen omtrent ervaringen in Wereldoorlog II van Russische en Duitse zijde hebben zowel over het ontstaan als over de behandeling onze inzichten gewijzigd. Bij afkoeling van de huid volgt als normale reactie samentrekking der oppervlakkige bloedvaten, waardoor de warmte-afgifte aan de omgeving vermindert; duurt de afkoeling te lang, dan gaan de plaatselijk schadelijke gevolgen van deze, het lichaam als geheel beschermende reactie overwegen: er ontstaan voedingsstoornissen van de huid, later ook van de diepere weefsels. De kleur van de huid is blauw (cyanose) of wit. Het eerste stadium van bevriezing wordt gekenmerkt door deze huidverkleuring; het beschadigde weefsel voelt aan als taai deeg ten gevolge van oedeem, d.i. vochtuittreding door de beschadigde vaatwanden. Hierdoor wordt de circulatiestoornis nog ernstiger.

Het tweede stadium is nu spoedig bereikt: blaarvorming, later gevolgd door oppervlakkige huiddefecten. Bij nog langere duur sterft het weefsel in de diepte af: derde stadium. Er ontstaat gangreen (zelden mummificatie); dit kan zo diep doordringen dat zelfs het beenweefsel beschadigd wordt. Evenals bij de verbranding zien wij dus bij de bevriezing drie stadia.

In het afgekoelde weefsel doen zich veranderingen voor, die de beschadiging verergeren: het bloed stolt in de vaten, zodat thrombose ontstaat; uit de beschadigde cellen komen histamineachtige stoffen vrij, die de capillairwanden verlammen, zodat serum en rode bloedcellen kunnen uittreden.

De zenuwen verliezen haar geleidingsvermogen zodat het gevoel verloren gaat en geen prikkels meer voortgeleid worden die spiercontracties veroorzaken; ook de reflexen zijn dus opgeheven.

Bij het bevriezen is, behalve de temperatuur zelf, van groot belang in welke mate de warmte van de huid wordt afgevoerd en door de bloedsomloop weer wordt aangevuld: een zeer lage temperatuur wordt bij windstilte beter verdragen dan een (betrekkelijk) hogere temperatuur bij sterke wind of snelle beweging; uitstekende lichaamsdelen zoals oren, neus, kin verliezen snel hun warmte; bij schaatsenrijders is bevriezing van de geslachtsdelen meermalen waargenomen. Vingers en tenen, de laatste vooral ook door belemmerde circulatie, worden het vaakst getroffen door bevriezingen; hier komt ijsvorming herhaaldelijk voor. In welke mate druk door de kleding van invloed is, blijkt hieruit dat ruim 90 pet der bevriezing betrekking heeft op de voeten; maar ook natte omgeving is hierbij een zeer schadelijke factor (loopgraven). Voorts zijn nog van invloed zwakte door ziekte, vermoeidheid, bloedverlies, en in het hooggebergte een tekort aan zuurstof. Aan roken wordt schadelijke invloed toegekend daar het de vaten vernauwt, terwijl matig alkoholgebruik wegens vaatverwijdende werking gunstig zou werken.

Algemene verschijnselen door afkoeling ontstaan reeds bij 29 tot 31 gr. C. rectale temperatuur, in de vorm van loomheid, slaperigheid, later bewusteloosheid, shock (misschien door histaminevorming) en schijndood, die geleidelijk overgaat in de dood; bij 20 a 22 gr. lichaamstemperatuur wordt de grens van mogelijk herstel overschreden.

Behandeling

De levensgevaarlijke algemene gevolgen van ernstige afkoeling bestrijdt men, naar vooral Duitse ervaringen uit de laatste oorlog hebben geleerd, het best door algehele, snelle verwarming, bijv. in een bad van 40 gr. C. Het is dus zaak de getroffene zo spoedig mogelijk in een warme omgeving te brengen, hem warm toe te dekken en — mits het bewustzijn volledig is teruggekeerd — warme drank te geven. Bij schijndood moet na de verwarming kunstmatige ademhaling worden toegepast.

Voor de plaatselijke gevolgen van sterke afkoeling (bevroren ledematen) is de snelle verwarming minder gewenst. Met het oog op deze plaatselijke gevolgen wordt vooral van Engelse zijde ook thans nog op zeer geleidelijke verwarming in een koele omgeving aangedrongen, waarbij men niet hoger wil gaan dan ongeveer 20 gr. C. De verwarming zou nl. een sterke verwijding der (zieke) bloedvaten veroorzaken, waardoor de zwelling toeneemt; bovendien veroorzaakt zij pijn. Door afkoeling (fan, ijsblazen) worden deze verschijnselen tegengegaan. Tegen het infectiegevaar geeft men steriele verbanden, sulfonamides en antibiotica; zeer belangrijk is ook de prophylactische inspuiting van anti-tetanusserum.

Met operatieve behandeling (bijv. amputatie) is men in het algemeen zeer terughoudend; dikwijls blijkt de herstelmogelijkheid mee te vallen. Het bevroren lichaamsdeel blijft soms jaren lang overgevoelig voor koude. De waarde van bepaalde operaties aan het sympathische zenuwstelsel in verschillende stadia van de bevriezing wordt verschillend beoordeeld.

DR j. w. LOOS

Lit.: R. L. Richards, Injury from exposure to low temperature: clinical features, prevention, treatment. Recent medical Science, 1940-1945, Univ. Pers, Leiden, blz. 173; G. A.

Weltz, H. J. Wendt, H. Ruppin, Erwärmung nach lebensbedrohender Abkühlung, Münch, med. Woch., 1942, 1092-1096; H. O.

Loos, Zur Klinik und Therapie örtlicher Erfrierungen, Münch, med. Woch. 1943, I55-I59; Zentralblatt f. Chirurgie, 7 Nov. 1942 (M. Staemmler, H. Xillian, U. G.

Luft, F.Starlinger,0.Köhler, R. Klapp, F. v. Schürer); Verwarming na levensgevaarlijke afkoeling, Jfed. Tijdschr. v. Geneesk1943, II, blz. 705.