Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Bessarabië

betekenis & definitie

een veel omstreden gebied in Z.O.-Europa, is gelegen tussen de Zwarte Zee en de rivieren de Dnjestr en de Proeth, welke laatste de grensrivier is naar de zijde van Moldavië en Boekowina. Bessarabië was gedurende lange tijd de sleutel van één van de toegangen tot het Byzantijnse rijk, hetgeen tot gevolg had, dat vreemde volken er herhaaldelijk zijn binnengevallen.

Het gebied werd eertijds bewoond door zwervende Scythen. In de 2de eeuw n. Ghr. maakte een Thracische stam zich er van meester, maar deze werd door keizer Trajanus onderworpen. Na 106 n. Chr. maakte het aldus deel uit van de provincie Dacië van het Romeinse rijk. In de 3de eeuw geraakte Bessarabië in de macht van de Goten, in de 5de eeuw achtereenvolgens in die van de Hunnen, de Avaren en de Bulgaren.

Met de 7de eeuw komen de Bessen, een Thracische stam; naar dezen zou het gebied voortaan genoemd worden. In de gde eeuw veroverden de Oeïgoeren, de stamvaders van de huidige Magyaren, Bessarabië; het gebied heette toen Atel-Koezoe. Gedurende de volgende eeuw werden de Oeïgoeren westwaarts verdrongen door een Turkse stam, die op zijn beurt weer het veld moest ruimen voor de Koemanen, een andere Turkse stam. In de 13de eeuw maakten zich de Mongolen onder Batoe, een kleinzoon van Dzjengis Khan, van deze landstreek meester. Nog in dezelfde eeuw stichtten Genuese kooplieden handelsnederzettingen langs de oevers van de Dnjestr. In 1367 veroverde de vorst van Moldavië het gebied en lijfde het in bij zijn rijk.

Gedurende de 16de eeuw was Bessarabië een twistappel tussen de Turken en de Krim-Tataren. Van het begin van de 17de eeuw af was het object van strijd tussen het opkomende Russische rijk en de Ottomaanse Turken. In de periode tussen 1711 en 1812 vielen de Russen er vijfmaal binnen. Bij de vrede van Koetsjoek-Kainardsji (1774) werd Bessarabië aan de Khan der Krim-Tataren afgestaan; hoewel deze weldra het oppergezag van Rusland erkende, bleef het gewest aan het Turkse rijk schatplichtig. Eerst in 1812 bij de vrede van Boekarest werd Bessarabië deel van Rusland.Gedurende lange jaren was het als gevolg van deze twisten een verwaarloosd gebied; de Tataren van het Z. ondernamen gedurig rooftochten naar de Christelijke dorpen van Moldavië en de Turkse garnizoenen verdrukten de landslieden. Uit dezen hoofde had de grond er weinig waarde en vele bojaren, die te Jassy woonden, namen hun goederen nooit in ogenschouw. Bij de vrede van 1812 maakte Rusland de bepaling, dat alle bojaren, die zowel in Bessarabië als in Moldavië gegoed waren, een bepaalde verblijfplaats moesten kiezen en hun bezittingen in het andere gebied te gelde maken. Die landgoederen werden toen grotendeels tegen lage prijzen van de hand gedaan, maar hun waarde steeg aanmerkelijk, toen het tsaristische regime orde en rust in Bessarabië wist te scheppen. De Tataren verdwenen en vreemde kolonisten, vooral Duitsers, Russen en Bulgaren, namen hunpiaats in.

Bij de vrede van Adrianopel (1829) werd nog meer territoir aan Rusland afgestaan, zodat ook de monden van de Donau voor het Turkse rijk verloren gingen. De landstreek tussen de Proeth en de Jalpoesj en het zuidelijk gedeelte tot aan de Romeinse verdedigingswap benevens de vestingen Ismail en Kilia (u 000 km2 met 180000 inw.) werden echter na het beëindigen van de Krimoorlog bij het vredesverdrag van Parijs (1856) weer aan Moldavië toegewezen. Op het Congres van Berlijn (1878) werden daarentegen opnieuw 9274 km2 met een bevolking van 127 000 zielen met Rusland herenigd. In 1917 verklaarde Bessarabië zich eerst zelfstandig, het volgend jaar echter sloot het zich aan bij Roemenië, maar de Sovjet-Unie weigerde deze daad te erkennen. Eerst in 1934 kwamen Rusland en Roemenië met elkander overeen elkanders souvereiniteit te eerbiedigen, hetgeen door het laatste land werd uitgelegd als een stilzwijgende erkenning van deszelfs souvereiniteit over Bessarabië. Rusland dacht er echter anders over, want op 26 Juni 1940 stelde het bij ultimatum de eis, dat de provincie door Roemenië zou worden afgestaan.

Zij werd als de Moldavische socialistische Sovjet-republiek op 2 Aug. 1940 in de Sovjet-Unie geïncorporeerd (de districten Chotin, Ismail en Akkerman kwamen bij de Oekraïnse Sovjet-republiek). De Roemenen heroverden Bessarabië in 1941 met behulp van de Duitsers, doch moesten bij het wapenstilstandsverdrag van 12 Sept. 1944 Ruslands souvereiniteit weer erkennen.

Bessarabië, met een oppervlakte van 44 422 km2, vertoont dezelfde geologische structuur als het Z.W. deel van de Sovjet-Unie. Tertiaire afzettingen met löss bedekt vormen de basis van de vruchtbare zwarte aarde, waarmede dit tafelland is bedekt. Uitlopers van de Karpaten, die zich tot 245 à 350 m verheffen, reiken tot in het noordelijk deel; talrijke ravijnen en rivierdalen verdelen dit in afzonderlijke delen. Het middendeel wordt door de zijrivieren van Proeth en Dnjestr diep ingesneden, zodat van de dalen uit gezien het landschap zeer heuvelachtig aandoet (260-305 m). Dit is in het bijzonder het geval in het centrum van de anticlinaal, welke van W. naar O. door dit deel loopt. Dit centrale deel heeft vele wouden, vooral bestaande uit beuk, eik en lijsterbes, terwijl zo nu en dan de berk voorkomt.

De dalbodem is dikwijls zeer arm en het land drassig. Het zuidelijk deel, ten Z. van de Romeinse wal, die van de Proeth naar de Dnjestr loopt, is een steppe. Geheel in het Z., langs de door lagunen omgeven 20 m hoge Zwarte-Zeekust (limankust) komen zandige en zilte gronden voor.

Naast de reeds genoemde grensrivieren stromen er de Kagalnik en de Jalpoesj. De waterlopen vertonen hetzelfde beeld als de andere Russische rivieren: een vlakke linker- en een steile rechteroever. Dit is een gevolg van de uitschuring door het water, welke door de aardrotatie wordt bepaald. De Dnjestr en de Proeth zijn belangrijke waterwegen; de eerste is bevaarbaar tot Mohilev en de laatste tot Leovo (46° 30' N.Br.). Een bezwaar is, dat ze beide langzaam stromende, zeer bochtige rivieren zijn, waardoor de scheepvaart wordt bemoeilijkt.

Bessarabië heeft een vastelandsklimaat; de gem. jaartemperatuur bedraagt 9,7 gr. C. De regenval is niet bijzonder hoog, gem. 640 mm per jaar.

De bevolking, in het verleden als gevolg van de voortdurende krijgsverrichtingen weinig talrijk, kon, nadat geordende toestanden gevestigd waren, weder toenemen. In 1860 een zielenaantal, groot g88 431 aanwijzende, steeg zij tot 1 938 326 in 1897. Van deze waren 942 179 vrouwen, terwijl 302 852 individuen in stedelijke centra waren gevestigd. In 1906 werd de bevolking op 2 262 400 geschat; in 1925 bedroeg het aantal 2950000. In de volgende 5 jaren verminderde het getal bewoners en daalde tot 2 865 506 in 1930. In 1939 bedroeg het aantal inw. van dit deel van Roemenië ruim 3 millioen.

Wat de samenstelling betreft kan worden opgemerkt, dat deze een bont beeld vertoont, hetgeen in verband met de bewogen geschiedenis niet verwonderlijk is. Roemenen vormen het grootste deel; deze worden hoofdzakelijk aangetroffen op de brede heuvelachtige uitlopers van de Karpaten in het N., tussen Proeth en Dnjestr. Ze vormen een absolute meerderheid ten N. van Kisjinef, waar ze alle andere groepen overtreffen. In dit deel zijn echter ook wel grote Joodse en Oekraïnse minderheden (10 tot 20 pet van het totaal) gevestigd. In de onmiddellijke omgeving van Kisjinef wonen verder zeer vele Russen. In de dalen, waarlangs in historische tijden de verschillende migraties plaats hadden wonen hoofdzakelijk Kozakken en Tataren.

Ten Z. van Kisjinef zijn de Roemenen in de minderheid tegenover de Russen, Oekraïners en Joden gezamenlijk. In het uiterste Z. overheersen de Oekraïners, maar de Bulgaren en Roemenen vormen er belangrijke minderheden. De Duitse kolonisten, o.a. bij Akkerman welvarende kolonies, zijn tijdens Wereldoorlog II gedwongen binnen het Groot-Duitse rijk terug te keren.

In het N. was in de tsaristische tijd akkerbouw het voornaamste middel van bestaan; dit gedeelte leverde vooral tarwe en maïs, maar ook gerst, vlas, tabak, watermeloenen, pompoenen, vruchten, wijn, saffraan en meekrap. In het Z. was de voornaamste bron van bestaan de veeteelt; grote kudden schapen, runderen en paarden, benevens geiten, varkens en buffels werden hier aangetroffen. Dit gedeelte leverde ook veel vis: steur, makreel en griet. Tijdens het keizerrijk was Bessarabië beroemd om zijn boom- en wijngaarden; in 1914 nam het de eerste plaats in wat druiventeelt en wijn betrof (773 000 hl). In 1940 zijn de grootste boom- en wijngaarden Sovjet-staatsbedrijven (sovchozen) geworden. In later jaren trad in het N.W. deel de suikerbietenteelt op de voorgrond.

In de Roemeense periode ging het gebied hard achteruit. Roemenië, evenals Bessarabië een agrarisch land zonder industriële centra van betekenis, was niet in staat het overschot van de landbouw op te nemen, terwijl de onmetelijke Russische markt wegviel. De spoorwegen, die met een enkele uitzondering, in Odessa hun eindpunt hadden, waren onder de gegeven omstandigheden van wei nig betekenis, zo zij geen verbinding gaven met de Roemeense havens. De Dnjestr, met de Proeth de voornaamste waterweg, kon, als zijnde grensrivier, niet worden gebruikt. De boeren verkeerden in een zeer ongunstige positie in verband met de geringe bedrijfsgrootte (max. 10 ha) en als gevolg van het feit, dat grootgrondbezit veelvuldig voorkwam. Het gevolg was dan ook, dat vele opstanden plaats hadden.

Het bezaaide oppervlak daalde tot minder dan V» van dat voor het jaar 1913 en het aantal stuks vee verminderde tot minder dan de helft. In 1940 had een herverdeling plaats, waarbij aan de kleine boeren ongeveer 18 000 ha ter beschikking werd gesteld. Wat delfstoffen betreft, bezit Bessarabië bruinkool, aardolie en zout en waardevolle bouwsteen, maar het bodemonderzoek is nog niet intensief aangepakt.

H. A. BOMER

Lit : Rakko, Gesch. Bessarabiens v. d. alt. Zeiten an (Odessa 1873); Uhlig, Die bessarab. Frage (1926); A. Babel, La Bessarabie, Etude historique, ethnographique et économique (1926); A. Boldur, La Bessarabië et les relations Russo-Roumaines (1927); Gh.

U. Clark, Bessarabia, Russia and Roumania on the Black Sea (N.Y. 1927); H. Ph. B. Baerlein. Bessarabia and Beyond (i935); J* Nistor, La Bessarabië (1937); Facts and Gomments conceming Bessarabia 1812-1940 (London 1942).

< >