noemt men de naamloze vennootschap, die minder kapitaalsdan wel personenvereniging is en waarbij de aandeelhouders tot een bepaalde, enge kring beperkt blijven, terwijl geldelijke deelneming van derden eerder wordt uitgesloten dan nagestreefd. Een afzonderlijke wettelijke associatievorm is zij in Nederland niet; wel echter houdt de wet rekening met het gebruik van de naamloze-vermootschapsvorm voor haar doeleinden (artt. 42 c, 46 b, 54 c W.v.K.), gelijk dit bijv. plaats vindt om een zaak, die door vererving anders uit elkaar dreigt te vallen, te bewaren in een bepaalde familie, die de aandelen onder haar leden houdt.
In andere landen komen hiervoor naast de met de Nederlandse naamloze vennootschap te vergelijken vormen dikwijls afzonderlijke vormen voor.Lit.: E. J. J. van der Heijden, Handboek voor de N.V. naar Ned. recht, 4de dr., bewerkt door W. C. L. van der Grinten, § 93» 230, 306; Molengraaff, Leidraad bij de beoef. v. h. Ned. handelsrecht, I, 7de dr., blz. 222.