(Hebr.: zoon van Hadad), samengestelde theofore eigennaam, waarin als goddelijk element voorkomt de naam van den storm- en onweergod der West-Semieten, Hadad: zie o.a. Hadad-ezer, Hadad-Rimmon.
In de Assyrische teksten beantwoordt hieraan Bir-‘idri. In het Oude Testament dragen drie koningen van Damaskus deze naam.1. Ben-Hadad I, zoon van Tabrimmon (omstr. 900 v. Chr.), slaagde er in, dank zij de kortzichtige politiek van koning Asa van Jeruzalem, door broederhaat ingegeven, het rijk van Israël te overvleugelen. Damaskus ontwikkelde zich aldus tot een machtig rijk, breidde zijn machtssfeer uit over West-Jordaanland en speelde van toen af een beslissende rol in de onderlinge verhoudingen van Juda en Israël.
2. Ben-Hadad II, zoon en opvolger van BenHadad I, regeerde in de eerste helft der 9de eeuw v. Chr. In het begin van zijn regering trok hij nog profijt uit de politiek van zijn vader. Hij trad krachtig op tegen Efraïm, steunde den gelukzoeker Omri in zijn strijd tegen Tibni, en verkreeg, na Omri’s zege, handelsvoordelen in de nieuwe koninklijke residentie Samaria (I Kon. 20 : 34). Weldra poogden Israël en het nieuwe koninklijke huis Ben-Hadad’s invloed uit te schakelen. Er werden handelsverdragen gesloten tussen Efraïm en anderzijds Tyrus en de Phoenicische steden, terwijl Omri’s zoon, de beruchte Achab*, de Tyrische prinses, Izebel, huwde. De Damasceense politiek leed schipbreuk. Efraïm werd vrijgevochten, en zelfs een deel van het Oost-Jordaanland werd heroverd. Na de slag bij Afek (853), waarin Achab over de Arameeërs van Damaskus zegevierde, veranderde de politiek van'koers. Achab en Ben-Hadad II verschenen als bondgenoten, en trokken samen op ten strijde tegen Salmanassar III*. In 854, in de slag bij Karkar, waar de Assyriër de overwinning behaalde, viel de pasgestichte statenbond uiteen. Achab beproefde uit de lastige toestand van zijn bondgenoot voordeel te trekken en op hem, met de hulp van Josafat* van Juda, Ramoth in Gilead te veroveren. Deze poging mislukte en koning Achab boette er voor met zijn leven. In zijn laatste levensjaren raadpleegde Ben-Hadad den Israëlietischen profeet Eliseüs (Elisa*), die slechts woorden van onheil voor hem overhad. Kort hierop, omstreeks 845-844, werd de koning door Hazaël* vermoord. Ben-Hadad II wordt vermeld in de beroemde zwartmarmeren obelisk (2,20 m hoog) van Salmanassar III, door Layard in 1845 in de koninklijke Assyrische residentie van Nimroed (Kalach) gevonden.
3. Ben-Hadad III is vermeld in de bekende inscriptie van „Zakir, koning van Hamath en La'asch”, waartegen hij te kampen had, wellicht in de dagen van Adad-nir&ri’s tocht naar het Westen, omstr. 805-802 v. Chr. Ben-Hadad III zette de anti-Efraïmietische politiek van zijn vader voort, en „stampte Israël fijn als stof” (II Kon. 13 : 7). Damaskus beleefde een periode van rust, doordat Assyrië meer dan dertig jaar zich niet meer met het Westen bemoeien kon.
PROF. DR J. COPPENS
Lit.: R. Kittel, Gesch. d. Volkes Israël (6de dr., Stuttgart 1923-1929); F. Feldmann, Gesch. d. Offenbarung d. Alten Testaments bis z.
Babyl. Exil (3de dr., Bonn 1930); A. Noordtzij, Gods Woord en der Eeuwen getuigenis (2de dr., Kampen 1931); G. Ricciotti, Storia dTsraele (Roma 1932).