Spaans dichter (Valdepenas, Mancha 1568 - Portorico 1625?), bracht zijn kinderjaren in Granada door, totdat hij zich naar Mexico begaf, waar hij zijn te Granada begonnen theologische studies voltooide. Hij werd prior op Jamaica en in 1620 tot bisschop van Portorico benoemd.
Hij bevond zich op het eiland, toen het in 1625 aangevallen werd door de Hollanders, die zijn gehele bibliotheek verbrandden. Het oudste van zijn werken dat tot ons gekomen is, is de Grandeza Mejicana (1604), een gedicht in terzinen ter verheerlijking van de stad Mexico. El siglodeoroenlasselvasdeEriJile (1607) is een herdersnovelle in proza en verzen, die voortreffelijke herderszangen bevat, navolgingen van Sannazaro vooral. El Bemardo o la Victoria de Roncesvalles (in 1624 eerst gepubliceerd, ofschoon het een jeugdwerk was) ten slotte is een epos in 24 zangen, van 40 000 verzen, dat Bemardo del Carpio, den legendarischen vijand van Roeland, bezingt. Het werk bevat prachtige beschrijvingen, maar het is te lang om de aandacht van den modernen lezer op den duur gaande te houden.PROF. DR C. F. A. VAN DAM
Bibl.: Siglo de oro en las selvas de Erifile y Grandeza Mejicana, ed. R. Academia Esp. (Madrid 1821) ; El Bemardo o Victoria de Roncesvalles, ed. C. Rosell (Madrid 1851) in de Bib. de Aut. Esp. t.
XVII; Grandeza Mejicana, ed. J. van Home (Urbana >93°)-
Lit.: M. Fernândez Juncos, D. B. de B., obispo de Puerto Rico: est. biogr. y crit. (Puerto Rico 1884); John van Horne, El Bemardo of B. de B.; a study of the Poem (Univ. of Illinois, 1927).