is een papieren vaantje (bij uitzondering ook van linnen) in de vorm van een lange, rechthoekige driehoek, die men bij de terugkeer van de bedevaart meedraagt om in het woonhuis of in de stal ter bescherming op te hangen.
Lit.: E. H. van Heurck, Les Drapeletsde Pélerinage en Belgique et dans les Pays voisins (Anvers 1922); M. van Coppenolle, Westvlaamsche Bedevaartvaantjes (Brugge 1942); K. Peeters, Eigen Aard (Antwerpen 1947), blz. 272-273 (met afb.); twee artikelen ter aanvulling van Van Heurck’s werk versch. in Buil. des Musées royaux d’art et d’histoire, N.R. V (1933)» blz* 43, en in Eigen Schoon en De Brabander, N. R. XV (1940) blz. 86.