was een wetsontwerp betiteld, dat werd ingediend door minister Talma*, bij Kon. Boodschap van 11 Mei 1909; het strekte tot beperking van Zondagsarbeid en nachtarbeid in broodbakkerijen.
Op 29 Apr. 1910 verscheen het Voorl. Verslag der 2de Kamer; op 28 Mei 1910 de Mem. v. Antwoord, vergezeld van een nota van wijziging. De openbare behandeling van het wetsontwerp in de 2de Kamer had plaats in Oct. 1910. Besloten werd op 28 Oct. 1910 de behandeling te schorsen en het ontwerp opnieuw naar de afdelingen te verzenden, nadat een motie van de leden Troelstra* en De Klerk, waarin den minister verzocht werd een regeling van de arbeidsduur in het ontwerp op te nemen, zonder stemming was aangenomen. De minister wijzigde het wetsontwerp in de verlangde zin, zodat het nu strekte tot beperking van Zondagsarbeid en nachtarbeid in broodbakkerijen en van de arbeidsduur van bakkersgezellen.
Deze arbeidsduur was op een tienurige arbeidsdag gebouwd. 1 Mei 1911 verscheen het Voorl. Verslag naar aanleiding van de nieuwe overweging in de afdelingen, 9 Juni d.a.v. de Mem. v. Antwoord, vergezeld van een tweede nader gewijzigd wetsontwerp, waarin later nieuwe wijzigingen werden aangebracht. Ten slotte heeft de 2de Kamer het wetsontwerp op 5 Juni 1912 met 49 tegen 42 stemmen verworpen. Een van de sterkste bezwaren tegen de voorgestelde regeling was, dat de kleine bakkerijen daardoor in de verdrukking zouden komen tegenover de grote bakkerijen, als gevolg van het verbod aan den patroon om bakkersnachtarbeid te verrichten. Anderen vreesden weer, dat het grootbedrijf in zijn ontwikkeling zou worden belemmerd.Naast dit wetsontwerp was nog bij Kon. Boodschap van 23 Sept. 1909 een wetsontwerp ingediend tot instelling van Bakkersraden. Dit ontwerp, dat door de 2de Kamer zeer ongunstig werd ontvangen, is, nadat daarover in Oct. 1910, tegelijk met de algemene beraadslagingen over het ontwerp-Bakkerswet, in de 2de Kamer was beraadslaagd, op 7 Febr. 1911 ingetrokken.
De bakkers-nachtarbeid is thans geregeld in de Arbeidswet igig (z arbeid, arbeidstijd).
Lit.: P. A. Diepenhorst, De Ned. Arbeidswetgeving (dl I, Utrecht 1921).