Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

BABYLONISCH-ASSYRISCHE BESCHAVING

betekenis & definitie

is in de beschavingsgeschiedenis de verzamelnaam voor een cyclus van culturen, die in het oude land Babylonië hebben gebloeid. Wij overzien deze cultuurkring op grond van schriftelijke gegevens in spijkerschrift gedurende een tijdperk van 3000 jaar, en op grond van archaeologische gegevens nog ruim 1000 jaar eerder.

Babylonië was een land van zeer oude beschaving, waar woonden, in overzienbare tijd, achtereenvolgens en ten dele gelijktijdig de Sumeriërs (van ong. 3600 - ong. 1600 v. Chr.), Semietische stammen, met als eerste groep daarvan de Akkadiërs, die echter binnen de grenzen van onze historische kennis alleen het N. bewoonden (van ong. 3000 - ong. 2000 v. Chr.), gevolgd door het rijk der (eveneens Semietische) Amorieten, die het eerst Babylon tot hoofdstad kozen en wier cultuur, op Sumerische grondslag, wij die der Babyloniërs noemen (tot 1531 v. Chr., plundering van Babylon door de Hittieten), en na de zgn. „Babylonische middeleeuwen” (tot ca 1100 v. Chr.; z Babylonië) de Assyriers, wier historie — als overheersers — gedurende de volgende eeuwen nauw verbonden is met de Babylonische (tot de dood van Nebukadnezar II in 562 v. Chr.). Ook het daarop volgende rijk der Perzen wordt meestal onder het verzamelbegrip gevat.

Dit cyclische beschavingsverloop in het land, dat wij Babylonië noemen, is als volgt te verklaren. De alluviale vlakte bij de uitmonding der rivieren Eufraat en Tigris is geologisch jong, door de tegenstellingen van temperatuur ongezond, maar potentieel buitengemeen vruchtbaar. Deze vruchtbaarheid oefent haar aantrekkingskracht op de bevolkingen en rassen zelfs uit ver verwijderde berglanden en steppen, maar kan slechts door georganiseerde arbeid in groot verband (door de aanleg van dijken en kanalen) effectief worden gemaakt. Aldus werd deze vlakte niet tot het uitgangspunt, maar tot een vergaarbak der verschillende rassen en tot de eerste leerschool van het ruimer verband van de staat (ter onderscheiding van familie, clan of stam). Het klimaat is door de warmte ongezond; langer dan wellicht duizend jaar houdt geen ras stand. Desondanks vormt de bevolking een eenheid door het gemeenschappelijk milieu en de gemeenschappelijke geschiedenis, ondanks alle verschillen van herkomst, ras en zelfs van taal.

Elke bevolking heeft hiertoe haar karakteristieke eigenaardigheden bijgedragen. De Sumeriërs waren de geniale pioniers en toch het volk van orde, regelmaat en symmetrie; zelfs in hun wetenschap met een bepaalde voorliefde voor lijsten en optellingen, in hun dichtkunst statig, met eindeloze herhalingen. De (Semietische) Akkadiërs hadden, evenals de latere Babyloniërs, een uitgesproken talent voor assimilatie en synthese en voor de toepassing, zelfstandige verwerking en uitbreiding van al hetgeen zij van het oudere cultuurvolk in ruime mate hebben overgenomen. De Assyriërs in hun vruchtbare hoogvlakte, die aan drie kanten voor vijandelijke aanvallen blootligt, werden reeds door de natuur van hun land gedrongen in de militaire richting, die de beste verdediging ziet in de aanval. Treffend karakteriseert B. A. van Proosdij in de inleiding tot het verzamelwerk Kernmomenten der antieke beschaving (Leiden 1947, blz. 3) deze drie volken: „...De Sumeriërs weten ons voor zich te winnen door hun kijk op de natuur rondom hen en de eerlijkheid waarmede zij hun verbondenheid aan die natuur uitdrukten, een door zijn openhartigheid ontwapenend materialisme; terwijl de Babyloniërs het bij de Sumeriërs voorhanden beginsel van correspondentie tussen hemels en aards gebeuren tot een groter geheel uitbouwden, bovendien voor landbouw en handel een passend rechtsstelsel schiepen. De Assyriërs op hun beurt inspireren hen die in een soldateske levenshouding een ideaal vinden...”

< >